Documentairemaker John Appel (André Hazes, zij gelooft in mij, The Player) zegt dat Bert Haanstra’s Alleman uit 1963 hem inspireerde voor zijn documentaire Sprekend Nederland. Alleman schetste een tijdsbeeld van Nederland vlak voordat The Beatles insloegen. De lijzige stem van Simon Carmiggelt duidde onze volksaard: twaalf miljoen witte eigenheimers die samen de schouders eronder zetten.
55 jaar en vijf miljoen Nederlanders verder wordt er meer gepraat dan geluisterd in Sprekend Nederland, een mozaïek van situaties, subculturen en bubbels. Een Amsterdamse ambtenaar beëdigt nieuwe Nederlanders: willen ze burgers worden van het rijkste en gelukkigste land ter wereld? Dan - onder andere - een schutterij, beveiligers bij Feyenoord („Wie niet springt die is een Jood”), Geert Wilders, Gay Pride in Arnhem, Sylvana Simons, een beleggersfeestje. De honderdjarige, Antilliaanse mevrouw Richardson duikt vaker op. Zo is ze te gast op de vijftigste verjaardag van koning Willem Alexander: Nederland als egalitaire standenmaatschappij.
John Appel schuwt commentaar en laat zijn beelden nadrukkelijk niet botsen: hij wil niet oordelen. Heel anders dan het sturende Alleman, maar dat geeft zijn op zich boeiende tijdsbeeld iets verbrokkelds en willekeurigs. Zijn mozaïek bevat een opvallende lege plek. Marokkanen, Turken, de islam: ze zijn vaak subtekst maar zelden aan het woord, op een kort fragment van een moslima op een multicultidag na. Wel zien we hoe een Afghaan en een Irakees tot christen worden gedoopt. Als hier een gedachte achter steekt, welke?