Een greep uit de recente nieuwsberichten over ‘verwarde personen’: afgelopen juli tasert de Rotterdamse politie een 73-jarige man die volgens zorgverleners agressief doet. Hij lijdt aan alzheimer, zijn kinderen dienen achteraf een klacht in tegen de politie. „Hij is een kleine man”, zeggen ze later tegen een krant. „Ze hadden hem gewoon beet kunnen pakken.”
In diezelfde maand brengt de politie in Tilburg een verwarde jongeman tot bedaren met pepperspray.
Ook in juli: een verwarde man bedreigt politieagenten in Amsterdam met een mes. En een politiehelikopter zoekt twee uur lang naar een verwarde man in het Westerpark.
In augustus: de politie in Breda overmeestert een verwarde man die op straat met een hakbijl zwaait.
Nieuwe aanpak
Volgende week, op 1 oktober, moeten politie en geestelijke gezondheidszorg (ggz) in elke gemeente een gezamenlijke aanpak hebben waardoor verwarde personen niet meer hardhandig van straat worden gehaald en in een politiecel belanden. Dag en nacht moet een hulpverlener met verstand van psychiatrische stoornissen paraat zijn voor als iemand op straat agressief doet of lijkt te zijn. Die persoon moet gekalmeerd worden en op een humane manier vervoerd naar een opvangplek.
Dat is althans de bedoeling van het ‘Schakelteam Personen met Verward Gedrag’, een team van 11 mensen dat Onno Hoes twee jaar leidde en dat zichzelf nu opheft.
Een schakelteam was nodig, omdat verwarde mensen de afgelopen jaren steeds vaker bij de politie terechtkwamen, en daar horen ze niet. In 2017 kreeg de politie landelijk 83.500 meldingen van verward gedrag, 12 procent meer dan in 2016. Ook woningbouwcorporaties kregen vorig jaar 18.000 meldingen van ‘structurele overlast’ door verwarde bewoners. Een op de vijf corporaties zag een ‘grote toename’ van zulke meldingen. Eenderde van de verwarde personen, zo blijkt , is psychiatrisch patiënt, eenderde is oud en lijdt aan dementie of alzheimer, een deel is verstandelijk beperkt en een deel is onder invloed van drank of drugs.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data35903534-20655f.jpg)
Had het aantal bedden in psychiatrische instellingen de afgelopen jaren wel met eenderde moeten worden gereduceerd?
„De samenleving had beter voorbereid moeten worden op de terugkeer van psychiatrisch patiënten in de wijken. Mensen zijn het niet gewend dat de buurman om 23.00 uur keiharde muziek aanzet. Ze hebben minder geduld met overlast. Het sluiten van bedden in instellingen is te snel gegaan. Beleidsmakers hebben zich niet afgevraagd: welke gevolgen heeft dit? De gemeenten kregen te veel tegelijk op hun bord: de jeugdzorg, de thuiszorg.”
Uit de nieuwsberichten blijkt dat verwarde personen nog regelmatig ontsporen en bij de politie belanden.
„We hebben de infrastructuur op orde. Er is speciaal vervoer in elke regio, waardoor de persoon met verward gedrag niet meer in een politiebusje hoeft te worden vervoerd – tenzij hij iets crimineels doet natuurlijk. Er is in veel gemeenten ook opvang – een ‘beveiligd bed’. Maar hoewel het flauw klinkt: je kunt nog zoveel regelen, er is vooral een mentaliteitsverandering nodig. En die kan ik niet afdwingen.”
Welke mentaliteitsverandering bedoelt u?
„Als je met verwarde mensen werkt, zoals de politie en de ggz, dan is dat geen 9-to-5-job. Je moet verder denken, buiten je organisatie. Je kunt wel een lijstje afwerken en overal een vinkje zetten – ‘We hebben drie keer bij meneer aangebeld en hij deed niet open, dus we sturen nu de rekening naar de zorgverzekeraar’ –, maar dan is het probleem niet opgelost. Dan zit meneer nog in een zwaar vervuild huis, zonder medicijnen. Je moet je afvragen: wie zijn de kinderen van deze man? Kunnen we de buren inschakelen? En als je iemand naar huis stuurt, niet zeggen: ‘Gaat u morgen naar dat loket?’ Want dat doen de meesten niet. Je moet ze erheen brengen, je kunt ze niet loslaten.”
In mei plaatsten agenten in Veenendaal een noodkreet op Facebook omdat ze almaar geen reactie kregen van een ggz-instelling over een verwarde man voor wie een plek gevonden moest worden.
„Het is van de zotte dat een oproep op Facebook nodig is. Maar er zijn soms te weinig plekken in ggz-instellingen. Soms ligt dat aan de keuzes van organisaties, als ze te weinig plekken hebben ingekocht. Ze denken: ‘Twintig bedden? Dan zullen er altijd een paar leegstaan.’ Maar is dat erg, denk ik dan. Dan stofzuig je er toch een paar dagen omheen? Het zijn complexe patiënten, die komen en gaan, daar kun je geen exacte sommen op loslaten. Soms is er wel een bed voorhanden maar geen hulpverlener omdat er een tekort is aan psychiatrisch verpleegkundigen. Ik heb in april alle nieuwe colleges opgeroepen om te investeren in opvang.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data35903516-8096ad.jpg)
Als een hulpverlener elke dag langskomt bij de thuiswonende patiënt, kan die toch peilen hoe het met hem gaat?
„Ja, maar die moet dan wel komen. Het is nooit van het ene op het andere moment dat iemand ontspoort en agressief gaat doen op straat. Dat is een proces. Vaak waarschuwen familie of de buren al, maar er moet wel naar hen geluisterd worden. Buren worden ook toleranter als ze weten dat wanneer er iets misgaat, ze iemand kunnen bellen die naar hen luistert en er iets mee doet. Die niet zegt: ‘Het valt wel mee. Slaap er nog een nachtje over’. Daarom is een 24/7-meldnummer noodzakelijk. Sommige gemeenten hebben dat al.”
Weten psychiaters en andere hulpverleners niet wie vereenzaamt en verward kan raken?
„Ik kan convenanten sluiten met de directies van ggz-instellingen, maar ze hebben uiteindelijk niks te zeggen over de individuele psychiater. Die heeft zijn eigen beroepsethiek. Als ze niks willen delen over een patiënt, dan doen ze dat niet. Er is een groep psychiaters die heel hardnekkig vasthoudt aan de patiëntenprivacy. Daar móet je ook secuur mee omgaan. Maar als je weet dat de omgeving of de persoon zelf gevaar lopen, dan moet je dat delen met familie, de politie of andere zorgverleners.”