Opinie

Zo werd de leraar de sluitpost van de school

Onderwijsblog In de zelfevaluatie van het eindexamendebâcle door het bestuur van VMBO Maastricht komt de leraar niet voor. Dat bedoelt Ton van Haperen met ,,het bezwaar van de leraar”.

ANP Marcel van Hoorn

In een interview met De Volkskrant riep de bekende economieleraar en publicist Ton van Haperen op om de schaalvergroting in het onderwijs van de jaren negentig radicaal terug te draaien. In zijn woorden: bombardeer het stelsel. Onderwijsdirecteuren moeten mensen zijn die bewezen hebben les te kunnen geven. Kennis en kunde van leraren staan weer centraal.

De school waaraan hij zelf verbonden is, maakt deel uit van de koepel OMO (Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs) die maar liefst 34 scholen aanstuurt. Met een lump sum, een zak met geld waarmee de overheid dergelijke scholenkoepels veel ruimte geeft eigen beleid te voeren.

De analyse van Van Haperen is dat in dergelijke onderwijsorganisaties de leraar te vaak een sluitpost is. Zijn werkelijkheid, praktijkkennis, kunde, ambities en behoefte aan eigen ruimte worden onderdeel van onderwijsbeleid waar hij de facto geen zeggenschap over heeft. De cijfers geven hem gelijk. In vrijwel alle onderwijsorganisaties neemt het aantal niet-lesgebonden taken toe en daalt dus het relatieve aandeel van de formatie die wordt ingezet voor het verzorgen van lessen - aan steeds grotere groepen leerlingen.

Bovendien neemt het gemiddelde opleidingsniveau af omdat er nauwelijks nog academisch opgeleide leraren te vinden zijn. Van Haperen ziet dit als een gevolg van een systeem waarbij schoolbesturen en de werkelijkheid van de leraar van elkaar zijn vervreemd, hoezeer het beleid ook gericht is op het versterken van de positie van de man/vrouw voor de klas, het creëren van een professionele cultuur etc. Waarom? Omdat dergelijk beleid niet tot stand komt op de voorwaarden van de leraren zelf, zoals in het verleden. Vandaar de titel van zijn boek: ,,het bezwaar van de leraar”.

Boze leraar Duits

Is de tirade van Van Haperen te vergelijken met de bezwaren van de boze leraar Duits O. den Besten (Wim de Bie) die beweerde dat de leraar zijn gezag is kwijtgeraakt toen zijn bureau niet langer meer op een podium mocht staan? Iemand die het contact met leerlingen en de werkelijkheid van alledag kwijt is?

Wie het boek van Van Haperen leest, zal die conclusie niet kunnen trekken. Van Haperen is een leraar die goed functioneert. Prima resultaten behaalt. Met een dergelijke leraar moet je als schoolleiding eigenlijk je handen dichtknijpen. Natuurlijk, hij is eigenzinnig, zou wat meer een teamspeler moeten zijn, maar: hij neemt de leerlingen in zijn lessen ‘mee op reis’, wil niet aan banden gelegd worden door studieplanners die een keurslijf zijn. Wil zijn eigen toetsen maken en afnemen. Zorgt er voor dat nauwelijks iemand zakt. En dat al jaren. En wat het belangrijkste is: houdt eraan vast dat vorming van zijn leerlingen belangrijker is dan leerlingen africhten op de hordes van de examens.

En: hij is geen lesboer. Als lerarenopleider verbonden aan de universiteit kijkt hij regelmatig rond bij andere scholen. Zijn didactisch handelen is niet alleen in de praktijk ontwikkeld, maar ook gevoed door academisch onderzoek naar best practices.

Je zou op grond daarvan mogen verwachten dat de schoolleiding hem een spilfunctie zou geven in de onderwijsontwikkeling op zijn school. Het omgekeerde is echter het geval. Hij wordt voortdurend in het defensief gedrongen. En voelt zich, zoals ik zijn boek interpreteer, niet naar waarde geschat. Hij moet zijn manier van lesgeven legitimeren tegenover mensen die hij geen gezag toekent. De voorzitter van het College van Bestuur van OMO zegt hem niets. De schoolleiding die om de paar jaar wisselt, bestaat in toenemende mate uit mensen die geen les geven of hebben gegeven. Zij nemen hem de maat, met een meetlat die de zijne niet is. Dat is de oorzaak van de vervreemding en wat hij noemt zijn ‘guerrillastand’.

Leeglopen

In de media reageerde een aantal onderwijsbestuurders. Op hun school is het allemaal anders, werken schoolleiding en leraren wel echt samen om het beste uit hun leerlingen te halen. De VO Raad nam afstand van Van Haperens ongenuanceerde kritiek. Van Haperen mocht dan wel onbeperkt ‘leeglopen’ in de krant, maar het Nederlandse onderwijs levert nog steeds bovengemiddelde prestaties. En de lump sum financiering is ook volgens een recent rapport van De Onderwijsraad niet het probleem. Alles op orde dus. Totdat het fout gaat.

In Maastricht ging het dit jaar fout met de schoolexamens VMBO die bij een groot aantal leerlingen niet naar behoren waren afgenomen. De inspectie verklaarde de uitslag van 354 examenkandidaten ongeldig. Wat was er aan de hand? Onderdelen van het programma van toetsing en afsluiting waren in veel gevallen niet afgerond. Als een cijfer ontbrak werd er door leraren regelmatig een 1.1 ingevuld. Bij een 1 zou er een wettelijke sanctie hebben moeten volgen maar in dit geval kon de leerling er niets aan doen. Of er werd een andere oplossing gezocht om toch tot een eindcijfer te kunnen komen. De VMBO school had te kampen met veel lesuitval, rommelige vervanging en dus ging het met het afnemen van toetsen te vaak mis. En werden er vervolgens door de leraren creatieve oplossingen bedacht, in het belang van de leerlingen die niet de dupe mochten worden.

Zelfevaluatie

De VMBO-school maakt onderdeel uit van de stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO), een groep van 17 scholen op ongeveer 30 locaties. De categorale VMBO school is het resultaat van centraal beleid waarbij scholen tegen de wil van velen zijn samengevoegd.

De voorzitter André Postman stapte niet op maar koos de tegenaanval. De inspectie of het ministerie hadden niet zomaar de examens ongeldig moeten verklaren en naar andere oplossingen moeten zoeken. Postma zei zelf puin te willen ruimen en zijn verantwoordelijkheid te willen nemen om de boel weer op orde te brengen. Dat is op zichzelf een moedige houding. Opstappen is in dergelijke situaties vaak de makkelijkste weg. Postma gaf aan zich te willen verantwoorden. Een begin daarvan is gemaakt door publicatie van het Zelfevaluatie onderzoek bestuurlijk handelen. Dat is interessante lectuur die als een testcase voor de analyse van Van Haperen gebruikt kan worden. Is het bestuursmodel van een scholenkoepel als het LVO Van Haperen – proof? Zijn de bestuursvorm en – cultuur nog verbonden met de werkelijkheid van de leraar?

Het College van Bestuur heeft de zeggenschap over alle scholen maar kan natuurlijk niet zelf aanwezig zijn op alle zeventien scholen op dertig locaties. Vandaar dat bevoegdheden gemandateerd zijn aan centrale directies van de deelscholen die op hun beurt weer bevoegdheden hebben doorgemandateerd aan afdelingsleiders. In een dergelijk gemandateerd systeem blijft het College van Bestuur de facto echter voor alles zelf verantwoordelijk. Maar hoe kun je dat waarmaken? Dan moet een heel systeem van kwaliteitszorg worden op opgetuigd met rapportages, panelgesprekken etc. die de gewenste informatie moeten geven over de feitelijke gang van zaken op de scholen. Dat verantwoordingscircus draaide op volle toeren.

Waren de problemen van veelvuldige lesuitval bij het CvB bekend? Ja, ook de inspectie had erop gewezen. Er werden verbeteracties gedaan. Welke lezen we niet. Ook lezen we niets over de gevolgen van de chronische lesuitval voor de praktijk van het onderwijs zelf. Dus: hoe werden de gevolgen daarvan in de dagelijkse praktijk opgelost? In dit verband is het curieus dat in de zelfevaluatie iedere verwijzing ontbreekt naar het feit dat ouders van veertien leerlingen al in 2016 aan bij het CvB en de inspectie hun zorgen over de manier van afnemen van examens hebben gemeld. Bij het schrijven van de zelfevaluatie waren deze feiten door de media onder de aandacht gebracht. Maar: geen woord hierover. Wel een vermelding dat de inspectie nog kort voor het debâcle te kennen had gegeven tevreden te zijn met de verbeteracties rond lesuitval.

Keek ook de inspectie niet verder dan wat er papier stond? Spraken zij met de betrokken leraren? Medio 2018 werd de schoolleider van het VMBO ontslagen. In de zelfevaluatie staat niets over de achtergronden daarvan. Deed hij zijn werk niet goed? Volgens welke criteria? Voelde de ontslagen schoolleider zich wel gesteund door het CvB? Of moest hij onder voorwaarden werken die hem in zijn functioneren belemmerden? En: gesteld hij functioneerde slecht, heeft het CvB toen onderzocht welke gevolgen dit had voor de onderwijspraktijk? Want: als er van alles mis gaat, moeten leraren die dagelijks ervoor moeten zorgen dat de tent blijft draaien zelf oplossingen zoeken. Die hier dus over de grens gingen van wat wettelijk toelaatbaar is.

In de zelfevaluatie wordt geen verslag gedaan van de mening van de leraren over het examendebacle. Hoe keken zij aan tegen de lesuitval, de verbeteracties, de afdelingsleider die werd ontslagen? De categorale VMBO school was een gevolg van een doorgedrukte samenvoeging van scholen, tegen de wens van veel ouders in. Ook tegen de wensen van de leraar in? Welke gevolgen had dit voor de cohesie in het lerarenteam? Het gezag van de schoolleiding?

De menselijke maat

Mijn conclusie is: bij een dergelijke manier van besturen op afstand is daadwerkelijke kwaliteitscontrole van de onderwijspraktijk een papieren tijger. Het risico is groot dat in de communicatie tussen CvB en deelschoolleiders een eigen werkelijkheid ontstaat die te weinig verbonden is met de onderwijspraktijk zelf. Die conclusie trekt het CvB van het LVO zelf ook. De oplossing willen zij zoeken in nog betere kwaliteitscontrole. Het CvB wil de daadwerkelijke uitvoering van wettelijke en beleidskaders op schoolniveau waarborgen. Daarbij is een diepgaande kennis van de wet- en regelgeving en van de onderliggende processen van het voortgezet onderwijs geboden, alsook een attitude van kritisch doorvragen en verifiëren, zo nodig tot op detailniveau.

Een CvB dat op detailniveau bij 17 scholen op 30 locaties wil besturen. Nog meer toezicht. Meer tijd en geld. Terwijl er te weinig leraren zijn. Is dan de oplossing van schaalverkleining van Ton van Haperen niet veel eenvoudiger, goedkoper en beter voor het onderwijs? Scholen van rond de 1000 leerlingen zijn groot genoeg. Daar wordt de directie direct geconfronteerd met de gevolgen van lesuitval en moet die er zelf iets aan doen. Worden problemen niet onderdeel van school overstijgend beleid want daar slaat de schoolleiding zelf de hand aan de ploeg. En is zelf eindverantwoordelijk. Als een dergelijke schaalverkleining inmiddels een brug te ver is, dan zou ook gekozen kunnen worden voor een bestuursmodel waarbij taken en bevoegdheden daadwerkelijk worden gedelegeerd en het centrale apparaat vooral ondersteunend is. Dan moet de schoolleiding zich ook weer tegenover de leraren verantwoorden en niet vooral tegenover bestuursorganen.
Nee, zo raar is het bezwaar van de leraar niet.

Jan Drentje is rector voor een school voor volwassenonderwijs en onderzoeker aan de Rijksuniversiteit van Groningen.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.