Acteurs Karina Holla en Bruno Vanden Broecke hebben zondagavond de belangrijkste prijzen in de Nederlandse theaterwereld toegekend gekregen. Holla kreeg de Theo d’Or voor beste vrouwelijke hoofdrol, voor haar rol in Romp. Vanden Broecke ontving de Louis d’Or voor de beste mannelijke hoofdrol, voor zijn monoloog Para.
De Colombina, voor beste vrouwelijke bijrol, en de Arlecchino voor beste mannelijke bijrol, gingen naar Marleen Teeuwen en Vanja Rukavina.
De prijzen werden uitgereikt tijdens het jaarlijkse Gala van het Nederlands Theater, in de onlangs tot Internationaal Theater Amsterdam omgedoopte schouwburg van Amsterdam. De winnaars kregen de prijzen onder meer uit handen van de burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, en de minister van Cultuur, Ingrid van Engelshoven. Zij stelde dat cultuur “een noodzaak” was, waar zij zich voor zou blijven inzetten.
Theo d’Or 2018: prijs voor rol waarin Karina Holla alleen mag praten
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/web-1709culkarina3jpg20671375.jpg|//images.nrc.nl/aZYDbZJcegG1kOlsk7ddl2KcERA=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/web-1709culkarina3jpg20671375.jpg)
foto Sanne Peper / Paper
Ben je een mimespeelster die het haar hele carrière van haar bewegingskunst moet hebben, win je de prijs voor beste actrice voor een rol waarin je stil moet liggen en alleen mag praten. Het is de omgekeerde wereld voor Karina Holla, die op haar 68ste wordt gelauwerd met de Theo d’Or voor beste actrice van het afgelopen seizoen. In Romp van theatergroep De Gemeenschap speelt Holla een naamloze, aan het ziekenhuisbed gekluisterde vrouw, die krijst van nijd en melancholiek fluistert tegen haar zwijgzame verzorger, gespeeld door Gerardjan Rijnders.
Romp zet Holla opzettelijk lelijk in.
Als een viswijf schreeuwt ze dat stilliggen, weerloos en alleen achtergelaten, als een kettinghond in zijn hok, niks voor haar is. Weet je hoe gevoelig ik ben, brult ze.
Ingetogen vertelt ze daarna verder, over haar verlangen naar buiten. Tijdens haar leven heeft ze alles gezien, alles gedaan, zegt ze. Er was respect, „ze” luisterden.
In deze zwanenzang, een tekst van Rob de Graaf, spreekt de oude vrouw tegen beter weten in. Haar herinneringen poetst ze op, de klachten over haar behandeling zijn zwartgallig. „Gewürztraminer, daar ben ik aan toe!”
Het is knap hoe Holla steeds wisselt van toon, van groot naar klein gaat, zonder te berusten, steeds gedreven. Haar stem verschiet van kleur, ze knauwt op zinnen, streelt de woorden, rekt soms een klank overdreven op. Haar fysieke onbeweeglijkheid probeert ze niet te compenseren met gezichtsuitdrukkingen of rollende ogen. Haar stem volstaat.
De vrouw is stervende. Dit is haar laatste gevecht en ze houdt zich niet in. Maar onder de energie waarmee ze spreekt en onder al de verzekeringen dat ze leeft en bestaat, is het onafwendbare einde voelbaar.
Soms toont ze een overmoedige spirit, en biedt ze de verzorger suggestief haar tong en tuitende lippen. Als ze opschept over haar verleden en over de kunst die ze vroeger maakte, trekt er een gloed van trots over haar gezicht. „Ik kon toveren met deze romp en deze handen. Nog steeds als ik wil.” Het is een subtiele verwijzing naar haar Holla’s eigen statuur, die haar kwalificaties opleverden als „koningin van de mime”.
Dat deze vrouw in bed geld afwijst, omdat ze genoeg krijgt van „mannen”, valt ook te relateren aan de situatie van Holla, die recent geen subsidie kreeg van het Amsterdams Fonds voorde Kunst. En dat was onder meer voor haar plan om als mimespeelster teksttheater – zoals dit Romp – te gaan maken. „Mijn kunst! Mijn kunst van het leven! Ze zijn het moedwillig vergeten!” Ze laat horen hoe ze om „ze” lacht: met een harde, valse kraaienlach. Aan die lach kan Karina Holla nu de mooie, eervolle Theo d’Or toevoegen.
Louis d’Or 2018: subtiel spel van Bruno Vanden Broecke
De eerste keer dat het Nederlandse publiek de naam Bruno Vanden Broecke hoorde, was waarschijnlijk een jaar geleden toen Theo Maassen zijn film Billy kwam promoten bij De Wereld Draait Door. Vanden Broecke speelt daarin de hoofdrol, een buikspreker die door zijn te innige band met zijn pop Billy in een crisis raakt. „De acteur zegt me niks”, zei Matthijs van Nieuwkerk. Waarop Maassen uitlegde dat Vanden Broecke in België „een fenomeen” is. „Ik loop weleens met hem over straat, maar dat gaat niet.” Maassen prees hem als „waanzinnig goed” en „een technische acteur, maar ook een emotionele acteur, niveau Pierre Bokma”.
In Para, de monoloog waarvoor Vanden Broecke nu de Louis d’Or voor beste acteur van het afgelopen seizoen is toegekend, speelt hij een ex-commando, die in de vorm van een lezing vertelt over zijn deelname aan de Belgische vredesmissie in Somalië, 25 jaar geleden. Minutieus beschrijft de man zijn liefde voor wapens, de onmogelijkheid van de opdracht, het gebrek aan alles in Somalië, de groeiende gekte onder de soldaten, de doden die vallen onder de burgers, de kritiek uit het thuisland. Para, een tekst van David van Reybrouck, in de regie van Raven Ruëll, was ook was geselecteerd als een van de beste voorstellingen van het jaar.
Vanden Broecke begint een tikje verbitterd, de noodzaak van een ‘fatsoenlijk leger’ verdedigend. De kracht van Vanden Broeckes acteren is dat hij subtiel en terughoudend speelt, met in Para net genoeg militarisme in zijn houding en spreken om voor gewezen soldaat door te gaan. Met zijn fabuleuze tekstbehandeling, waarbij hij even soepel uit zijn slof schiet als medelijden opwekt, houdt de acteur in zijn eentje theaterzalen in zijn ban – in België zag ik Para in een met 700 bezoekers tot de nok gevulde schouwburg. Vanden Broecke gaat geheel op in deze getraumatiseerde soldaat, van wie met kleine schokjes en uiteindelijk met een klap zichtbaar wordt hoezeer zijn psychisch evenwicht is verstoord. De tekst helpt om het zelfbedrog in zijn aanklacht te doorzien, zoals wanneer hij de beschuldiging van het ‘barbecuen’ van een Somalische jongetje relativeert. Dat was een meter boven de vlam en één keer zwieren.
Wat Vanden Broeckes recente rollen gemeen hebben, is de positie van de underdog. Met het onspectaculaire naturel van zijn acteren, zijn gedempte stemgeluid en dat grote, kalende hoofd zoekt hij de schijnbare zwakte van zijn personages moeiteloos op. Collega Marijn Lems prees zijn spel in Para als „een masterclass in verdwijnen”. De jury prijs hemt als „een acteur die niet lijkt te acteren”. Het zou mooi zijn als dat talent hem ook in Nederland beroemd maakt. En dan helpt het om die prestigieuze Louis d’Or op zak te hebben.