Tussen duizenden feestvierende Portugezen in Lissabon, die zoals jaarlijks op 25 april de Anjerrevolutie van 1974 vierden, las Magda Mendes een e-mailtje op haar telefoon. De singer-songwriter uit Rotterdam was genomineerd voor de Gouden Notekraker, een bekende vakprijs van en voor muzikanten, stond erin.
„Spam, dacht ik”, vertelt Mendes (42) lachend thuis in Delfshaven. „Dat kan vast niet kloppen.”
Jawel, bevestigde auteursrechtenorganisatie Sena die de prijs op 17 september in poppodium Paradiso uitrijkt. Mendes is één van de veertien genomineerden voor de Gouden Notekraker, naast bekende namen zoals Waylon, Ronnie Flex, Di-Rect, André Hazes jr., Spinvis, De Jeugd van Tegenwoordig en Jacqueline Govaert van de vroegere band Krezip. De uitreiking wordt een speciale jubileumavond, want Sena bestaat 25 jaar.
De Gouden Notekraker is een prijs voor opvallende artistieke prestaties, de „smaakmakers” van het afgelopen seizoen en voor verdiensten voor de podiumkunsten. De winnaar wordt gekozen door artiesten en platenmaatschappijen die bij Sena zijn aangesloten (30.000). Eerdere winnaars zijn bijvoorbeeld Ilse de Lange, Racoon en Caro Emerald.
Filmmuziek
Mendes is vereerd en verwonderd, omdat ze onafhankelijk en kleinschalig werkt, zegt ze. Met haar eigen platenlabel en gitarist Ward Veenstra als vaste co-auteur en begeleider heeft ze drie albums onder haar naam uitgebracht. Het zijn Casa da Bôxa (2013) met Portugese folklore, Silêncio met fadoklassiekers (2015) en Oliveiras (2017) met een blazersensemble. Met haar vloeiende, subtiele stem zingt Mendes fijne en sprookjesachtige zuidelijke liedjes, meestal in mineur. „Filmmuziek noem ik het. Het roept steeds een ander beeld op.”
De nominatie kwam op het juiste moment, zegt Mendes. „Ik woon nu zestien jaar in Nederland. Ik voelde dat ik op het goede pad was, met eigen producties waarvoor ik geen compromissen hoef te sluiten. Alleen zing ik in het Portugees, wat hier een niche is. En in Portugal weten ze veel minder over mijn muziek. Waar hoor ik bij, dacht ik wel eens? Dat ik door collega-muzikanten ben genomineerd, deed me echt wat. Ik dacht: wow! Ze weten dat ik besta!”
Mendes groeide op in Lissabon in een muzikaal gezin met drie zussen. Toen ze negen jaar was begon ze met altviool, op haar twaalfde ging ze naar het conservatorium. Zo leerde ze gitaar en cavaquinho, een soort Portugese ukelele, spelen.
Als tiener speelde ze met haar zussen op straat en in café’s. „We kwamen uit de stad, maar gingen vaak naar het platteland. Naar Bairrada, het dorp van mijn moeder in het hart van Portugal. We leerden daar traditionele Portugese liedjes, vaak dansmuziek. Het leven op het land is zwaar, maar die mensen kunnen feesten als geen ander. Die liedjes van buiten speelden we dan in Lissabon. Zo hebben we ons eerste geld verdiend.”
Ze ging mariene biologie en visserij studeren aan de Universiteit van Algarve. De muziek en de duinen brachten haar in 2002 naar Nederland. „Ik ben eigenlijk gespecialiseerd in duinvegetatie. En in Nederland heb je van die prachtige hoge duinen. Ik wilde mijn werk hier combineren met een studie in latinjazz. Maar toen werd ik verliefd op het Rotterdamse conservatorium. Als ik dan toch arm moet zijn, dan liever als muzikant dan als wetenschapper, dacht ik.”
‘Huis van de gekken’
Sinds 2006 werkt ze met de band LuzAzul, met onder meer de Duitse percussionist Udo Demandt die op haar laatste album Oliveiras speelt. Gitarist Ward Veenstra, met wie ze ook al jaren muziek maakt, speelde zelf onder meer in de bands van de Friese zangeres Nynke Laverman en die van Mathilde Santing.
Heimwee is een thema dat steeds terugkeert in de liedjes van Mendes. Haar eerste album en haar platenlabel zijn vernoemd naar Casa da Bôxa, het huis van haar voorouders in Bairrada. Met een filmploeg en een groep muzikanten ging ze terug naar het dorp om het tijdloze leven en de oude volksmuziek te documenteren. „Het was magisch”, vertelt ze. „Casa da Bôxa betekent in Bairrada zoiets als ‘huis van de gekken’. Mijn familie bestond uit dichters, muzikanten, leraren. Ze waren een beetje gek – net als ikzelf en veel van mijn vrienden.”
Oliveiras is vernoemd naar haar oma en haar vader en naar de olijvenboomgaard in Portugal die zij hem heeft achtergelaten. De olijfolie die haar vader nog altijd perst, verkoopt Mendes bij haar concerten.
Mendes zingt op dit album over haar familie, het platteland en haarzelf. Het openingsnummer Semente gaat over het ontkiemen van een zaadje en het leven. Albino was haar achteroom die als kind overleed door een ongeluk op het veld. Minha Barca is een gedicht over een boot in de storm, dat haar moeder schreef na een hersenbloeding. Esta Rua gaat over haar eigen straat in Delfshaven, die ze liefheeft, en soms verfoeit om alle rotzooi.
Grote kerels met vochtige ogen
Na het album Silêncio tourden Mendes en Veenstra in 2015-2016 langs alle veertien stadsgebieden in Rotterdam. Het was een „muzikale verkenningstocht” om de traditionele fado in kleine optredens terug naar de wijk te brengen. „Grote kerels krijgen vochtige ogen als de (bijna) hemelse klanken van twee geweldige muzikanten door ons blueszaaltje klinken”, schreven ze achteraf bij Bluessociëteit l’Esprit in IJsselmonde. Na Rotterdam maakten ze een vergelijkbare fadotour door Amsterdam en komend najaar volgen Den Haag en Utrecht.
Mendes: „Ik houd ontzettend veel van fado en geef er les in, maar ben geen fadista. Mijn muziek is breder en meer ingetogen. Echte fadistas leven de fado. Ze treden op in donkere, rokerige zaaltjes. De gastheer zegt Silêncio en dan is het ook stil. Tegen het eind volgt een kort instrumentaal stukje. Dan kan het publiek mee neuriën, heel mooi. En dan sluit de fadista af met wanhopige uithalen, zoals dat alleen kan bij fado. Héérlijk. Vocale acrobatiek is alleen een beetje mode geworden in lichte muziek. Je hoeft niet te schreeuwen om emotie te tonen.”