We spelen tijd en hopen dat het ’s zomers zo licht zal zijn dat vrijmibootjes duren tot na het schuldig tellen van de uren. Voorbij de weerman ligt het park vol dromers.
De wijzers van de wekker knarsen terug naar ’s ochtends vloeken in een regenpak met koude klauwen goor van bandenplak en donker leven met gekromde rug.
Als ik de baas was van de tijd, zou ik voor afstel van het ochtendgloren zorgen en deze nacht voor altijd laten duren
waarin je naast me ligt. Geen klokgetik hikt uit je mond. Je hand heeft tijd. Geen morgen breekt aan met al die liefdeloze uren.
12 september 2018
Ilja Leonard Pfeijffer schrijft elke twee weken een sonnet naar aanleiding van de actualiteit.
Een versie van
dit artikel
verscheen ook in
NRC Handelsblad
van 14 september 2018