Recensie

Recensie Boeken

Wat je van een beer in het wild kunt leren

Marente de Moor Foon speelt in een Rusland met beren, waar een raar geluid de scheiding tussen cultuur en natuur bevraagt.

Illustratie Paul van der Steen

Het geluid klinkt ‘alsof God met de meubels schuift’. Een ‘valse orgeltoon’ is het, een ‘roestige jank’, een toon, ‘traag en kolossaal’. Maar wat is het? Een Antonov die laag overvliegt? Een straaljager die door de geluidsbarrière breekt? Iets met aardplaten, iets met het weer? Allemaal niet, is de conclusie van Lev, dat klinkt anders. De verbeelding van de man van Nadja gaat aan de haal met deze terugkerende, onheilspellende Grote Geluiden: ‘uuuu, aaaaoooeeee’, doet hij, ‘het is een tragisch, maar afschuwelijk hard geluid, de wolken trompetteren, van links naar rechts door de hemel…’

Het klinkt kortom, met die trompetterende wolken, als de apocalyps. En dat aan het stille, uiterste randje van Rusland, waar het naast leeg nu ook verlaten is. De dorpsgenoten van Nadja en Lev zijn dood of vertrokken, ‘achter de naam van ons dorp staat het inwonertal nul’ en als je dacht dat de staat zich om je bekommerde: wie naar de westgrens reist heeft ‘honderdvijftig kilometer voor de boeg en negenduizend in de rug’.

Bezopen veteraan

De eerste tientallen bladzijden van Foon, de vierde roman van Marente de Moor (1972), zijn misschien wel de beste van het boek. Want oh, haar zinnen! Ze roepen het Russische woudenland zo schitterend op, evenzeer hardvochtig leeg als weelderig wild: ‘In dit land is moeras bedoeld voor muggen en vijanden, als je die uitroeit heb je er niets meer aan, ligt het maar zo’n beetje te stinken als een bezopen veteraan op de keukensofa.’ De personages worden neergezet, zoals dat een beetje hoort bij Russen, met gevoel voor hun extremiteit én zachtaardigheid – zie het gevoel voor humor in de zin over de vriendelijke buurman: ‘In deze streek was zijn karakter al even uitzonderlijk als zijn complete gebit.’ We herkennen daarin de Marente de Moor die in de jaren negentig als journalist in Rusland werkte en de Rus in haar prozadebuut Petersburgse vertellingen (1999) al veelkleurig portretteerde, zowel zijn misdadige onverschilligheid als zijn liefde voor beren.

Lees ook de recensie van Roundhay, tuinscène van Marente de Moor

Maar op mooie portretterende zinnen alleen bouw je nog geen roman, dat weet De Moor ook. En dan doet dat geluid zijn intrede. Op dat moment vermoed je al dat Foon een goed boek gaat zijn, beter dan haar vorige romans misschien. De bekroonde schermersgeschiedenis De Nederlandse maagd (2010, winnaar AKO Literatuurprijs) en het veelgeprezen ideeënbouwwerk Roundhay, tuinscène (2013, nominatie Libris Literatuur Prijs). Het verschil met die romans is in de eerste plaats dat geluid, en waar dat voor staat en wat dat met je doet. Aanvankelijk associeer je Foon dan ook meer met de thrillerachtige spanning van sciencefiction (denk Stranger Things en Dark), dan met die eerdere romans van De Moor, die behalve intelligent vernuft en beeldende zinnen ook een zekere traagheid bezaten. Oftewel: er is een raadselachtige plot.

Nadja is de verteller. Ze viel als studente zoölogie voor haar twintig jaar oudere docent Lev en vertrok samen met hem uit de stad, naar dat huis waar ze een gezin stichtten en altijd bleven, ze op het moment dat de roman begint nog wonen. Oud en bedaagd is ze inmiddels, ergens nog vergeefse verlangens koesterend (kwam de machinist van de verre trein haar maar halen). Mijmerend over haar geschiedenis, maar niet over ‘het jaar dat ik me liever niet herinner’. Ook daar zit een raadsel. Niet iets waarover je als lezer volledig in het duister tast – er is iets ergs gebeurd met hun dochter Vera, kun je algauw uit hints opmaken, een noodlottige confrontatie tussen twee werelden, die van natuur en cultuur – maar wel iets dat Foon eveneens voortstuwt.

Aanvankelijk associeer je Foon met de thrillerachtige spanning van sciencefiction

Concurrerende plotlijnen

Dat betekent wel dat er twee spannende plotlijnen komen, die elkaar enigszins gaan beconcurreren. Waar je benieuwd bent naar dat gekke geluid (en later naar de plotse spoorloze verdwijning van Lev), laat De Moor haar Nadja vooral aandacht besteden aan het verleden, het familieverhaal. De grote kwaliteiten van De Moor als verhalenverteller, met levendige terzijdes en immer originele beelden, nemen niet weg dat er enige traagheid in het verhaal sluipt, omdat de familiegeschiedenis zich niet al te moeilijk laat uittekenen. Ondertussen strooit De Moor wel met puzzelstukjes voor een ingenieuze ontknoping – al zie je de meeste pas echt liggen als je bij aankomst omkijkt.

‘Het griezelige in de wereld was nooit raadselachtig’, laat ze Nadja weemoedig constateren. Zij zit minder met dat geluid: ‘Waarom zou je bang worden van grote geluiden? Wees blij dat de natuur ons nog voor een raadsel stelt. Het is een doodvermoeiende gedachte dat alles in onze macht ligt.’ Die zinnen komen uit een bespiegeling die misschien wel de kern van de roman is, want die tegenstelling tussen cultuur en natuur is telkens aanwezig in het hoofd van Nadja, in het verhaal dat ze van haar leven en dat ene traumatische voorval maakt. Het platteland is het paradijs, de stad de hel. Angst voor wilde dieren, zoals beren, is iets voor stadsmensen, die alleen maar schade kunnen aanrichten.

De kracht van de roman is – en je verwacht van Marente de Moor eigenlijk niet anders – dat die tegenstelling op losse schroeven komt te staan. Nadja’s leven had altijd in het teken gestaan van de scheiding tussen natuur en cultuur, maar de komst van het geluid verandert dat. Het verhaal wordt daardoor dubbelzinniger, Nadja gaat inzien wat je van beren leren kunt, de plotlijnen lopen door elkaar en vullen elkaar aan, op een manier die niet meer beconcurrerend voelt. Alles komt weer bij elkaar in een strakke, bevredigende ontknoping, gelukkig zonder dat daarin alles ontraadseld wordt.

In dat slot zie je de samengebalde kracht van de eerste hoofdstukken terug, en de kwaliteit van De Moors ingenieuze plot – Foon ontpopt zich als uiterst gelaagd. Nadja draagt bijvoorbeeld niet alleen haar eigen verleden mee het heden in, maar is ook getekend door een eeuw Russische geschiedenis: het communisme, de oorlog, de Stalintijd, de neergang. Zo gaat Foon over de invloed van de grote cultuur- en natuurkrachten op het kleine, persoonlijke, maar net zo goed over de invloed die er niet is. Wanneer ze niet meer anders kan grijpt Nadja terug naar een oud Russisch sprookje, waar de verbeelding en het raadsel de natuurwetten overklassen.