Op dinsdag 6 december 2016 om 9.35 uur stuurt kunsthandelaar Jan Six een appje aan zijn collega Sander Bijl: Goedemorgen! Sinterklaas aardig voor je geweest? Geen roddels so far!
Om 11.34 uur antwoordt Bijl: Ja die was aardig hahaha. Ik neem verder aan dat we het plan volgens plan uitvoeren. ;-)
Om 12.40 uur volgt het antwoord van Six: Ik regel het!
Aan de vooravond van de Old Master Day Sale van 9 december 2016 bij Christie’s in Londen wisselen twee jonge handelaren in oude meesters dertig berichtjes over een specifiek schilderij.
Beide handelaren zijn geïnteresseerd in lot 122. Een zeventiende-eeuws portret van een modieus geklede jongeman met lang, rossig haar. „Circle of Rembrandt Harmensz van Rijn” vermeldt de catalogus. De richtprijs is 15.000 tot 20.000 pond, maximaal 26.000 euro.
Het portret wordt geveild voor omgerekend 156.000 euro. Relatief veel, maar geen bedrag dat het vermoeden wekt dat het gaat om een zogenoemde sleeper, een onbekend werk van een bekende schilder.
Dat dit toch het geval is, blijkt zeventien maanden later. Op 15 mei van dit jaar maakt Jan Six bekend dat het portret van de roodharige jongeman van Rembrandt is. Een sensatie, het eerste volledig onbekende schilderij van de grootmeester dat in bijna een halve eeuw is ontdekt. In het boek Rembrandts ‘Portret van een jonge man’ legt Six uit hoe hij het schilderij aan Rembrandt kan toeschrijven.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data31460892-41b611.jpg)
Six presenteert zijn vondst met een zorgvuldig georkestreerde pr-campagne. NRC krijgt de primeur. De avondkrant opent met het nieuws. Dankzij een Engelstalig bericht op de site wordt het binnen het uur tot in China opgepikt. En dezelfde avond mag Jeroen Pauw in zijn talkshow een zwart doek van het schilderij trekken.
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culrembrandttttjpg.jpg)
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culsixschilderijjpg.jpg)
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culsixselfie2jpg.jpg)
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culrembrandttttjpg.jpg)
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culsixschilderijjpg.jpg)
/s3/static.nrc.nl/widgets/files/2018/09/web-1705culsixselfie2jpg.jpg)
In zijn boek en in de talloze interviews over zijn „levensveranderende vondst” vertelt de 40-jarige Six hoezeer het hem verbaast dat het veilinghuis en andere handelaren hun huiswerk niet hebben gedaan. Hoe kan het dat hij als enige contact opnam met Ernst van de Wetering dé Rembrandt-autoriteit? In NRC zegt Six: „Ben ik nou zo slim, of zijn zij nou zo dom?”
Tot zover de sprookjesachtige ontdekking waarmee Jan Six naam maakte bij een groot en internationaal publiek.
Anonieme investeerder
De afgelopen maanden deed in het kunstcircuit een verhaal de ronde: Six zou bij de aankoop van zijn Rembrandt dubbelspel hebben gespeeld door heimelijk met twee partijen tegelijk aankoopafspraken te hebben gemaakt. Six kocht het schilderij samen met een anonieme investeerder. Die aankoop zou hij verborgen hebben gehouden voor kunsthandelaar Sander Bijl, met wie hij eerder had afgesproken het schilderij te zullen kopen.
Bijl (39) drijft samen met zijn moeder Diane kunsthandel Bijl-Van Urk in Alkmaar. Als de krant hem benadert, zegt hij „diep teleurgesteld” te zijn in zijn voormalige vriend Six. Begin mei, vlak voor Six’ presentatie van zijn vondst, ontdekte Bijl dat zijn collega hem heeft „bedrogen”.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/data35961555-306281.jpg)
Met e-mails kan Bijl aantonen dat Six helemaal niet de enige was die oog had voor de mogelijke Rembrandt in de Christie’s-catalogus. Op 20 november 2016, negentien dagen voor de veiling, vroeg Bijl bij Christie’s in Londen een foto van het schilderij op. En tien dagen voor de veiling, op woensdag 30 november, stuurde hij een e-mail naar Ernst van de Wetering om te informeren naar zijn mening over het schilderij.
Die mail aan Van de Wetering stuurde Bijl niet zelf. Op zijn verzoek deed zijn vader Martin dat. De oude Bijl is restaurator en al veertig jaar dik bevriend met Van de Wetering. Samen hebben ze gewerkt aan tientallen Rembrandt-schilderijen.
De volgende dag, 1 december, antwoordde Van de Wetering ’s ochtends om 10.07 uur, ook per mail: „Beste Martin, Jan liet mij dit plaatje ook zien afgelopen zondag. Het is een interessant schilderij en ik sluit niet uit dat het Rembrandt is.”
Voor Martin Bijl was het evident op welke Jan werd gedoeld. Vader Bijl belde Six meteen op, zegt hij, en ze spraken kort over de mogelijke Rembrandt. Daarna overlegden vader en zoon Bijl en stuurde Sander om 13.32 uur een app’je naar zijn vriend Six: Jan, ik begrijp dat je met Martin en Ernst hebt gesproken over het portret dat binnenkort geveild wordt. Ik ben van het weekend in Londen om het te bekijken. Als het echt interessant is kunnen we het misschien samen doen.
Six antwoordt dat hij de volgende dag naar Londen vliegt en „eerst maar eens” naar het schilderij wil kijken. „We hebben het er zondag of maandag wel over”, appt Bijl vervolgens.
Samen kopen
Gezamenlijk aankopen, het komt regelmatig voor in de kunstwereld. Door de almaar stijgende prijzen voor topstukken bieden handelaren bij veilingen liever niet tegen elkaar op. Als ze van elkaar weten dat ze op hetzelfde kunstwerk azen, proberen ze vaak afspraken te maken. Samen kopen ze het kunstwerk, en bij verkoop delen ze de winst.
Op de kijkdagen van een veiling proberen handelaren daarom voorzichtig uit te vissen wie waar belangstelling voor heeft. Dat verklaart, zegt Bijl, het eerder geciteerde app’je waarin Six op 6 december vanuit Londen liet weten „Geen roddels so far!”. „Jan liet me zo weten dat wij vermoedelijk de enige twee handelaren waren die belangstelling hadden voor lot 122.”
Aankoopafspraken worden bezegeld met een knipoog of handdruk, zegt handelaar Bob Haboldt, al ruim een kwart eeuw Tefaf-deelnemer. Het is tegen de ongeschreven regels van de kunstwereld, zegt Haboldt, om heimelijk een plan B te smeden voor het geval de eerste afspraak niet mocht slagen. „Dat is not done. Daarmee zou je de eerste partij aan het lijntje houden, of welbewust uitschakelen door te liegen. Als een handelaar dat doet, zal niemand daarna nog zaken met hem willen doen.”
Bijl en Six appten en belden elkaar regelmatig in de aanloop naar de veiling. Op 3 december 2016 stuurde Bijl nog tien detailfoto’s van de mogelijke Rembrandt die hij op een van de zeven kijkdagen had gemaakt. En hij liet zijn collega weten wat hij van het schilderij vond: „De kop van R de rest atelier.” Six antwoordde dat hij het schilderij nog niet heeft gezien en pas later naar een kijkdag gaat.
Bijl nam in de aanloop naar de veiling deel aan twee kunstbeurzen en was blij dat Six aanbood om namens hen beiden op de mogelijke Rembrandt te bieden. Ze spraken af, zegt Bijl, om maximaal één bod boven 100.000 pond te bieden.
Vlak voor de veiling, op 6 december, informeerde Bijl bij zijn collega of „we het plan volgens plan gaan uitvoeren?”. Waarop Six antwoordde: „Ik regel het!”
Wat hield deze toezegging in? Dat is de cruciale vraag in de ruzie tussen de twee kunsthandelaren.
Als Jan Six gevraagd wordt in te gaan op de verwijten van Bijl ontvangt hij NRC met een advocaat.
Volgens Six is Bijl helemaal niet uit eigener beweging achter de mogelijke Rembrandt in de Christie’s-catalogus aangegaan. Zijn collega is door loslippigheid van Van de Wetering op het spoor van het bijzondere schilderij gekomen, stelt Six. Nadat hij Van de Wetering een foto van het schilderij had laten zien, heeft de Rembrandt-kenner op bezoek in het restauratie-atelier van zijn vriend Martin Bijl zijn mond voorbijgepraat. Via vader Bijl is zoon Bijl op het spoor van de mogelijke Rembrandt gekomen, zegt Six. Hij noemt zijn leeftijdgenoot een opportunistische jongen „die op een golf probeert mee te varen”.
Deze uitleg van Six wordt door Martin Bijl en Van de Wetering weersproken. Het door Six veronderstelde gesprek heeft nooit plaatsgevonden, zeggen beiden. En met hun oude agenda’s erbij stellen zij vast dat ze elkaar in die periode niet eens hebben ontmoet. Six’ uitleg strookt evenmin met de eerder genoemde e-mails tussen Bijl en Van de Wetering.
In zijn antwoord aan Bijl schreef Van de Wetering op 1 december 2016 dat Six hem „afgelopen zondag” ook al die foto van de mogelijke Rembrandt liet zien. Dat moet dan zondag 27 november zijn geweest. In de oude agenda van zijn vrouw Carin staat het bezoek van Six inderdaad op die datum genoteerd.
Six zegt dat hij eerder dan 27 november bij Van de Wetering is langs geweest. De mail van Martin Bijl waarin hij Van de Wetering vraagt wat hij van het schilderij vindt en het app-bericht waarin Sander Bijl refereert aan Van de Weterings antwoord, zijn volgens Six met voorbedachten rade geschreven om hem nu, ruim anderhalf jaar na de veiling, iets af te kunnen pakken. Six: „In mijn boek staat duidelijk dat ik de allereerste was die dit schilderij heeft gezien. Het is zo. Het is een feit.”
Toezegging
Six geeft wel toe, dat hij vlak voor de veiling met zijn ‘Ik regel het!’-appje een toezegging aan Bijl deed. Geen afspraak om namens hen beiden op het schilderij te bieden, zoals Bijl zegt, maar de belofte om een stroman te zoeken die namens Bijl op het schilderij zou bieden. Volgens Six beschikt Bijl niet over de contacten om zelf zo’n stroman te vinden.
Dus hoe is het volgens Six gegaan? Bijl en Six weten van elkaar dat ze een onbekende Rembrandt op het spoor zijn. Beiden hebben hun huiswerk gedaan en Rembrandt-autoriteit Van de Wetering benaderd. Bijl stelt Six voor om het schilderij samen aan te kopen, maar Six bedankt. Beide handelaren wisselen tot vlak voor de veiling dertig apps over het betreffende schilderij en Bijl stuurt Six tien detailfoto’s van het doek. Six biedt Bijl vervolgens aan om voor Bijl een stroman te zoeken die namens hem op het schilderij biedt. Een aanbod dat Bijl dankbaar aanvaardt, want zelf zou hij niet bij machte zijn om te bieden. Zonder problemen informeert Bijl zijn concurrent Six over zijn maximumbod.
Hoe waarschijnlijk is het dat een ervaren handelaar zijn concurrentiepositie zo prijsgeeft? Als vier andere handelaren in oude meesters geconfronteerd worden met deze vraag leidt dat tot lacherige reacties variërend van „totaal onlogisch” tot „bullshit”.
Direct na de veiling van lot 122, zegt Six, belde hij met Bijl. Hij liet zijn collega weten dat het schilderij net één bod boven de door Bijl aangegeven limiet was verkocht. (Dat hij zelf, samen met een onbekende investeerder de koper was, vertelde hij Bijl pas enige tijd later, zegt Six.)
Direct na dat telefoontje ontving hij een bedank-appje van Bijl, zegt Six. „Sander appt niet ‘Godverdomme’. Hij zegt: ‘Dank dat je het gecoverd hebt.’”
Zo’n bedankje zou inderdaad passen in Six’ lezing van de gang van zaken.
Maar zijn geheugen laat Six in de steek. Want wat appte Bijl na het bericht van Six dat het schilderij boven zijn limiet was verkocht? „Jammer maar helaas vriend. Goed dat we het in ieder [geval] gecovered hebben.”
Dus niet ‘je’, maar ‘we’ – Bijl refereert aan een gezamenlijk bod.
Ook in zijn boek rammelt Six’ verhaal. Geconfronteerd met een aantal ongerijmdheden die uit zijn app-correspondentie zijn te distilleren, geeft Six toe dat hij zich een aantal „dichterlijke vrijheden” heeft gepermitteerd.
In zijn inleiding beschrijft Six het moment dat hij het schilderij voor het eerst echt zag: toen hij in Londen aankwam, liep hij ’s avonds langs Christie’s en fotografeerde hij het schilderij door de ramen van het veilinghuis. Het doek stond toen nog op de grond. De volgende morgen ging Six direct naar het veilinghuis voor de eerste kijkdag.
Maar in zijn appjes aan Bijl schreef Six toch dat hij pas een van de laatste kijkdagen bezocht?
Geconfronteerd met die tegenstrijdigheid geeft Six toe dat de „door de auteur gemaakte foto” in zijn boek niet door hem is gemaakt. Ook is hij niet naar de eerste kijkdag geweest.
In zijn boek somt Six de namen op van vijftien kunsthistorici die zijn toeschrijving aan Rembrandt steunen. Sceptici laat hij niet aan het woord. Die waren er wel, schreef hij, maar hun bezwaren waren van het niveau „onderbuikgevoelens”. Die kon hij niet serieus nemen.
Dat blijken bijvoorbeeld de meningen te zijn van Taco Dibbits en Gregor Weber, respectievelijk directeur en hoofd van de afdeling Beeldende Kunst van het Rijksmuseum Amsterdam. Namens hen beiden laat Dibbits weten dat het onderzoek dat in het museum naar het portret van de roodharige jongeman is gedaan, resulteerde in overeenkomsten qua materiaalgebruik en techniek met Rembrandt én kunstenaars uit zijn directe omgeving. Voor een toeschrijving is echter meer onderzoek nodig, stelt Dibbits.
Six: „Dat mag Dibbits vinden, daar heb ik verder geen boodschap aan.”
Voorwoord
Ernst van de Wetering schreef op verzoek van Six een voorwoord bij zijn boek. Pas onlangs vond de 80-jarige kunsthistoricus tijd om het boek te lezen. Van de Wetering noemt Six een Rembrandt-kenner en geeft hoog op over zijn vermogen om snel schilderijen te beoordelen. Maar de publicatie over zijn ontdekking valt hem niet mee. „Ik heb net met verbazing het hoofdstuk over de toeschrijving aan Rembrandt gelezen. Een zwak verhaal. Ik betreur het dat Jan niet langer de tijd heeft genomen om te schrijven.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data31460898-9a1cc6-e1526378912529.jpg)
Van de Wetering is er van overtuigd dat het portret volledig door Rembrandt is geschilderd. Maar in zijn ogen is het wel „een verminkt schilderij”, een fragment van een veel en veel groter doek waarop één, en misschien wel meer mensen stonden afgebeeld. Dat verklaart volgens hem ook de monotonie in het gezicht van de jongeman die sommige kenners zo stoort.
Daarover heeft Van de Wetering de afgelopen maanden een gedachte gevormd, die niet in het boek van Six staat. „Kijk naar de mannen op De anatomische les. Bij de mannen vooraan schildert Rembrandt de gezichten contrastrijk en de kragen helderwit. Naar achter toe worden de gezichten steeds vlakker en de kragen stapje voor stapje steeds donkerder. Met zulke ongelooflijk geraffineerde schilderstechnieken schiep hij diepte.”
De jongeman met het rode haar, zegt Van de Wetering, maakt onderdeel uit van een groepsportret en hij stond meer op de achtergrond. Dat verklaart volgens hem het gebrek aan contrast in zijn gezicht.
Van de Wetering is „verbijsterd” als hij hoort van de ruzie tussen de twee jonge kunsthandelaren en het verwijt van Six dat hij Bijl op het spoor van de Rembrandt heeft gezet. Hij heeft zijn mond niet voorbijgepraat, zegt Van de Wetering. „Vreselijk vind ik dit. Dit is precies de reden dat ik mij nooit bemoeid heb met de kunsthandel.”
De volgende dag doet Van de Wetering per e-mail een oproep aan Six en Bijl. „Heb de wijsheid vandaag samen te beslissen dat het schilderij van jullie beiden is.”
Bijl noemt het een constructief voorstel. Six laat niets van zich horen.