Het is muziek waarvan de urgentie je elektrificerend bespringt – als een plots herinnerde, vergeten afspraak. Een lage bas zingt met herautachtige stentorstem over „mensentongen die als zwaarden zijn – God, sla ze de tanden in!” Waarna de opwinding stolt in een Russisch-orthodox aandoende koorscène: „mijn ziel roept tot U”.
Wie wil doordringen in de wereld van componiste Sofia Goebaidoelina (Tatarstan, 1931) stuit vanzelf op haar diepgaande godsvrucht: wat dat betreft is ze verwant aan J.S. Bach – die ze ook zeer bewondert. Een oude maar nog steeds interessante BBC-documentaire (1990) begint niet voor niets met een door Goebaidoelina zelf trefzeker verwoord missionstatement dat je direct aan het denken zet: „Transfiguratie is de essentie van elke creatieve schepping, want die transformatie van iets in iets totaal anders is wat ons verbindt aan onze Schepper.”
Sinds 1992 leeft Goebaidoelina in Duitsland. In navolging van haar inmiddels overleden vriend en collega-componist Viktor Suslin heeft ze zich gevestigd in het twee wegen tellende slaapdorp Appen – onder de rook van wereldstad Hamburg én in de nabijheid van de natuur waarin ze graag wandelt „om nieuwe geestkracht op te doen”.
„Maar daar komt het de laatste tijd minder van”, zegt ze, gekleed in een paarsfluweel huispak dat een fluïde dag- en nachtritme verraadt. Diepzwarte thee wordt met onvaste hand in delicate kopjes geschonken. „Er zijn fases waarin ik volstrekt verinnerlijk raak en geheel opga in mijn werk”, zegt ze, met typerende, doordringende oogopslag. „Daarom gaat praten me nu ook niet zo goed af, dat spijt me. Vannacht en gisternacht heb ik componerend doorgebracht, steeds twaalf uur achtereen. De donkere, stille uren zijn de beste, ik beleef dan momenten van diepe euforie.”
Goebaidoelina is niet meer helemaal goed ter been, maar onder begeleiding van haar uitgever reist ze nog wel de halve wereld om: deze week is ze in Rotterdam voor de repetities van haar oratorium Over liefde en haat (Über Liebe und Hass) dat in wereldpremière gaat in een nieuwe, met een half uur muziek uitgebreide versie. En volgende maand is ze weer in Nederland, dan voor een geheel aan haar gewijd festival.
Maar meestal is ze hier. Thuis, in stilte, met de vetplant in de vensterbank, de familiefoto’s op een bijzettafel en de Steinway als huisgenoten. Maar alleen is niet hetzelfde als eenzaam. Ze is druk, zegt ze: uitgever Sikorski wacht met smart op de reeds lang beloofde, állerlaatste noten van haar oratorium. Maar stress? Goebaidoelina lacht hardop – onverwacht helder en klokjesachtig. „Ik zou niet anders kunnen of willen.”
U leverde zojuist de laatste noten in van uw oratorium ‘Über Liebe und Hass’, dat zaterdag in première gaat. Waarom koos u deze zware thematiek?
„Omdat het volgens mij dé grote, botsende, menselijke oerkrachten zijn. En ze zijn van alle tijden. Om dat te benadrukken, heb ik voor bijbelteksten gekozen. Vroeger werd die haat met het zwaard opgelost, tegenwoordig is het haten mijns inziens wat persoonlijker geworden – en met weinig reflectie omgeven. Maar het gaat erom dat het existentiële uitersten zijn, onafwendbaar omdat wij mensen onze woede geen plaats kunnen geven.
„Ik ontmoette laatst een vrouw wier familie in concentratiekampen was vermoord. De kampbeul had haar om vergiffenis gesmeekt. Maar die vergiffenis bracht ze niet op. Hoe kón ze ook? De pijn laat haar nooit meer los, en daarmee blijft ook de toorn bij haar. Liefde voor God is de keerzijde van die toorn. Daarom eindig ik mijn stuk in de nieuwe versie ook met een gebed.”
Componistenportret van Goebaidoelina door Cherry Duyns en Reinbert de Leeuw:
In de hoop dat de wereld ooit beter wordt?
„Nee, muziek lost geen problemen op, zij stelt hooguit vragen.”
U uitte zich eerder pessimistisch over de toekomst van de westerse wereld. Is ‘haat’ het hoofdprobleem?
„Nee, het hoofdprobleem van ons hier en nu is dat mensen de keerzijde van haat – de liefde voor God – niet meer weten te vinden. Daarin wortelt mijn pessimisme. Als de mens van een tweedimensionaal tot een ééndimensionaal wezen wordt gereduceerd, betekent dat, vrees ik, het begin van het einde.”
Hoezo?
„Het heeft te maken met onze omgang met eenheid versus verscheidenheid. Presocratische denkers als Parmenides en Heraclitus braken zich daar al het hoofd over. Volgens Heraclitus uit God zich in contrasten. Winter en zomer, goed en kwaad: het een kan niet zonder het ander bestaan. Zijn conclusie is dat alles stroomt, voortdurend in verandering is. Parmenides ziet géén beweging: wat is bestaat, in een eeuwig soort heden.
„De oplossing is beide te verbinden, zoals de Russisch-christelijke Nikolai Kusanski deed. Voor hem staat Christus, de zoon, voor veelvoud en God de Vader voor eenheid. De Heilige Geest is de verbindende schakel. De mens heeft aan alle drie behoefte. Maar in onze wereld verliezen velen zich in een veelvoud zonder aandacht voor eenheid en verbinding. Dat doet mij verdriet.”
Kan muziek daarin dan geen rol spelen?
„Als gezegd: in essentie geloof ik niet dat muziek een boodschap uitdraagt. Muziek is. Net als de mens. Draagt het bestaan van de mens an sich een boodschap uit? Nee. Maar muziek kan wel voor verschillende doeleinden worden ingezet. Marsmuziek, dansmuziek, gebedsmuziek – het bestaat allemaal. En als je de muziekgeschiedenis bekijkt, zie je dat muziek ook veel psychologische functies heeft vervuld: verschaffer van troost, nieuwe energie, verzoening, noem maar op. Zelfs als ze puur voor vermaak wordt ingezet, behoudt ze in essentie iets verheffends. Dat geldt zelfs voor kitschmuziek. En ja, dat verheffende kan ook het vinden van de toegang tot God zijn.”
Een oudere versie van oratorium ‘Über Liefde’:
Uw oratorium ging twee jaar geleden in première. Wat moest er aan die oerversie verbeterd worden?
„Ik hoor mijn muziek altijd eerst in mijn hoofd. Het slot van elk nieuw stuk componeer ik dan als eerste, en van daaruit werk ik terug. Maar destijds had ik te weinig tijd om al mijn ideeën goed uit te werken. Er misten wezenlijke aspecten. De negen delen zijn er nu vijftien geworden. De architectuur van het geheel klopt nu wel, toen niet.”
Maar het bouwwerk stond wel al. Was het niet lastig die constructie zo drastisch open te breken?
„Ik heb vooral veel belangrijke dingen toegevoegd aan het hart van het stuk, zoals het deel ‘Meine Seele ist verletzt’. Daar uit zich de mens in zijn meest nederige toestand. Het is een sleutelmoment tussen de uitersten van haat en liefde die ik tot uitdrukking wilde brengen. De spanning tussen beide wordt nu ook veel geleidelijker opgebouwd.
„Het resultaat is belangrijk voor me, en ook zeer persoonlijk. Ik geloof dat het componeren me vooral daarom ook heel erg zwaar viel. Dat lag niet zozeer aan de vorm.”
Is componeren voor u in alle levensfasen even urgent geweest?
„Dat vind ik een lastige vraag, want ik kan me niet elke fase even goed herinneren. Eén ding is zeker: ik componeer, en dat blijf ik doen. Wat in dat proces is veranderd, is het gemak waarmee ik ideeën in mijn hoofd omzet in notentekst. Dat valt me véél zwaarder nu ik oud ben. Daardoor schat ik ook de voor voltooiing van een stuk benodigde tijd steeds veel te optimistisch in, en zadel mijn uitgever op met veel ergernis over verstreken deadlines, haha.”
Fachwerk:
Op het Goebaidoelina Festival in Den Haag klinkt onder veel meer ook uw bayanconcert ‘Fachwerk’, een verwijzing naar de gelijknamige bouwstijl waarin esthetiek en architectuur samenvallen. Hoe gaat u zelf om met de wisselwerking daartussen?
„Ik houd van vakwerk! En inderdaad is dat veelzeggend: de zichtbaarheid van de constructie, die maakt dat schoonheid en vorm in elkaars verlengde liggen, wil ik in mijn muziek ook bereiken. De bayan, een Russische knopaccordeon, was in dit stuk daarvoor het ideale instrument, omdat je op bayan tegelijkertijd verticale akkoorden en horizontale melodieën kunt spelen. Met andere woorden: elke knop is tegelijkertijd balk en bouwsteen, eenvoudige lijnen vormen samen akkoorden. Dat raakt aan het grotere geheim van muziek: dat elke noot een akkoord in zich bergt.”
Uw muziek bereikt een opvallend breed publiek. Streeft u bewust naar schoonheid en intensiteit?
„Nee, ik luister puur naar wat ik van binnen hoor. Dat dat een groot publiek bevalt, doet me genoegen, maar op het componeren zelf heeft het geen invloed. Daarbij: hoe mijn muziek uiteindelijk overkomt, is sterk afhankelijk van de uitvoerende musici. En over hen heb ik geen controle.”
‘Over liefde en haat’ wordt straks gedirigeerd door Valery Gergiev, befaamd om zijn drukke rooster en de korte repetitietijden die hij zich gunt…
„Nou ja….(lacht) we zullen zien!”
Nu dit werk af is – wat wordt het volgende?
„Ik ben bezig, maar aan wat is mijn geheim. Juist nu ik zo langzaam werk is het veel verstandiger over mijn toekomstige werken tegen niemand meer iets te zeggen of te beloven!”