Een ongeoefend oog ziet hier misschien een doodnormaal weiland met wat koeien. Maar de boer weet beter: dit is natuurgebied, zegt melkveehouder Wilco Brouwer de Koning. Tussen het gras groeien klavers en andere kruiden. Een rommelig slootje slingert door het land. Minstens vier gruttoparen broedden hier dit jaar, al zijn ze nu vertrokken. Verderop in het maïsland lagen honderd kievitsnesten.
Boerenland met koeien én weidevogels. Zo ziet minister Carola Schouten (Landbouw, ChristenUnie) het graag. Dit weekend presenteerde ze haar visie op de toekomst van de Nederlandse landbouw in 2030. De kernpunten: een omslag naar zogeheten kringlooplandbouw, waarbij verspilling wordt tegengegaan, en het verbeteren van natuur, biodiversiteit en de bodem. Dat alles in combinatie met een „eerlijke prijs” voor de boeren, tuinders en vissers.
Die omslag is noodzakelijk, schrijft Schouten, want de manier waarop landbouw in Nederland nu bedreven wordt, is „niet houdbaar”. Nederlandse boeren werken efficiënt en produceren overvloedig en goedkoop voedsel. Maar dat gaat wel „ten koste […] van biodiversiteit, het milieu, kwaliteit van drinkwater en de aantrekkelijkheid van het landschap”.
Het moet dus duurzamer. Maar zoals Schouten opmerkt, hoeft de Nederlandse landbouw niet helemaal bij nul te beginnen. In verschillende sectoren wordt daarmee al geëxperimenteerd.
Terug naar Wilco Brouwer de Koning in Heiloo. De melkveehouder, die ook actief is in het bestuur van boerenorganisatie LTO, benadrukt dat niet iedereen zijn bedrijf kan runnen zoals hij.
Want kijk naar dat land waar de grutto’s broedden: het gras is hier van matige kwaliteit. Al minstens dertig jaar is er geen nieuw gras gezaaid. De grond wordt zo veel mogelijk met rust gelaten. Dat is goed voor weidevogels en insecten, maar daardoor kunnen ook alleen maar de ‘droge’ koeien, die op dit moment geen melk geven omdat ze een kalf gaan krijgen, er lopen. Voor koeien die wel gemolken worden, is het gras niet voedzaam genoeg.
Hij kan het zich veroorloven om wat minder intensief te boeren, omdat hij voldoende grond in gebruik heeft én hij krijgt een vergoeding voor zijn weidevogelbeheer.
Dat extra geld is nodig, zegt hij. Dat vindt ook Schouten, die hoopt dat de landbouwgelden uit Brussel in de toekomst vaker belanden bij boeren die zich bijvoorbeeld inzetten voor de natuur. En ook de consument heeft een rol: die kiest volgens de minister nu nog te veel „voor een lage prijs en veel gemak”, maar heeft ondertussen wel kritiek op de staat van het platteland.
Melkquotum
Naast meer aandacht voor biodiversiteit wil Schouten ook dat Nederlandse landbouw zo veel mogelijk in kringlopen gaat werken, waarbij grondstoffen van dichtbij komen en zo weinig mogelijk afval wordt geproduceerd. In de melkveehouderij, zo schrijft ze, zijn ze daarmee al aan de slag. Niet voor niets, want de sector liep de afgelopen jaren duidelijk tegen haar grenzen aan, toen na de afschaffing van het melkquotum in 2015 het aantal koeien (en dus de hoeveelheid mest) te hard groeide.
In april verscheen een plan voor de toekomst van de melkveehouderij, onder meer over mest en – een ander pijnpunt in de veehouderij – voer. Dat voer moet in de toekomst zoveel mogelijk van het eigen bedrijf komen (en dus geen soja uit bijvoorbeeld Zuid-Amerika meer). Daarnaast moeten melkveehouders hun mest op eigen grond kwijt kunnen of uitruilen met collega-boeren in de buurt, die op hun beurt weer voer voor de koeien verbouwen.
Dat is dus een voorbeeld van de kringlopen die Schouten voor ogen heeft. Maar hoe kringlooplandbouw in de hele sector precies bereikt en ingevuld moet worden, is nog niet duidelijk. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken van een „zo laag mogelijk grondstoffengebruik”, maar hoeveel is dat? En over kringlopen staat in de visie: „lokaal wat kan, regionaal of internationaal wat moet”. Maar wanneer moet dat en hoe dan? Verschillende natuur- en milieu-organisaties pleiten voor veel minder vee in Nederland, waardoor automatisch veel minder (buitenlands) voer nodig is.
En zo zijn er nog meer vragen. Hoe wordt de omschakeling naar kringlooplandbouw gefinancierd? Wat is „een eerlijke prijs” voor boeren en hoe ga je die afdwingen? En boeren die niet mee kunnen of willen?
Volgend jaar zal er meer duidelijkheid komen. In het voorjaar van 2019 moeten maatschappelijke organisaties, zoals boerenorganisaties, banken en zuivel- en vleesverwerkers, samen met de overheid „meetbare doelen en resultaten” hebben opgesteld.
Wilco Brouwer de Koning, die dan als LTO-bestuurder flink aan het werk moet, is blij met Schoutens zienswijze. Lange tijd kregen boeren vooral te maken met een stapeling van regelgeving, maar ze snakten naar een langetermijnplan, zegt hij. „Veel boerenbedrijven zijn familiebedrijven. Wij denken in generaties.”