Zou je Nederland, nu duidelijk is geworden dat wij wereldwijd een van de grootste producenten van xtc zijn, een narcostaat kunnen noemen? Dan wel een drugsstaat of narcocratie?
Ik denk dat de meeste mensen dit met ‘nee’ zullen beantwoorden. Het is echter de vraag of dat het correcte antwoord is.
Zowel in het parlement als in de rechtbank wordt de Dikke Van Dale bij taalkwesties gebruikt als scheidsrechter. Volgens dit woordenboek is een narcostaat een „staat waar grootschalige productie van en/of handel in narcotica plaatsvindt”. Dat is stellig het geval in Nederland. Als parlement en rechtbank dus consequent zouden zijn, is er geen ontkomen aan: Nederland is een narcostaat. Plus een drugsstaat en narcocratie, want Van Dale geeft bij deze woorden als enige definitie: ‘narcostaat’.
Maar is de omvang van productie en handel wel het belangrijkste criterium om een land als zodanig te typeren? Waarschijnlijk denken de meeste mensen bij een narcostaat aan bijvoorbeeld Colombia in de tijden van Pablo Escobar. Aan een corrupt land dus waar politie en justitie voor een groot deel op de loonlijst staan van drugshandelaars.
Van Dale mag dan door de overheid als scheidsrechter worden gebruikt, welbeschouwd is dit een gebrekkige definitie. Een iets betere is te vinden in het Woordenboek van neologismen van Marc de Coster (1999): „Narcostaat. Een land waar gemakkelijk drugs verkrijgbaar zijn, dat beheerst wordt door drugshandel.”
Bij mijn weten wordt narcostaat sinds 1985 in het Nederlands gebruikt. De Volkskrant meldde aan het begin van dat jaar dat Colombiaanse drugshandelaren in de VS jaarlijks ruim 80 miljard dollar omzetten met de handel in cocaïne. „De drugshandel heeft zo’n enorme vlucht genomen, dat al herhaaldelijk is voorgesteld de hele negotie maar te legaliseren. In ieder geval zijn de vijftig hoogste bazen in het drugswezen zó machtige figuren geworden, dat ze een ‘narcostaat’ in de staat zijn gaan vormen.”
Nederland wordt al sinds 1996 een narcostaat en drugsstaat genoemd. Voor het eerst in een Frans overheidsrapport. Enkele krantenkoppen uit die tijd spreken voor zich: ‘Kabinet zwaar gepikeerd over Franse kritiek op ‘drugsstaat’ Nederland’, ‘Parijs wekt woede met ‘narcostaat’’ en ‘58 procent Franse heroïne uit Nederland’.
Die verontwaardiging is gebleven. In de Handelingen van de Tweede Kamer komt het woord narcostaat sinds 1995 tientallen keren voor. Afghanistan, Bolivia, Mexico en Venezuela krijgen dit etiket opgeplakt, maar voor Nederland zou dit niet opgaan. Zo verklaarde een Kamerlid van D66 in 2016 dat zij er geen behoefte aan had „om het in 1996, door één Franse senator geïntroduceerde frame van Nederland als een ‘narcostaat’ te revitaliseren”. Dit terwijl was vastgesteld dat zo’n 85 procent van de Nederlandse cannabis voor de export was bestemd.
Het is opmerkelijk dat narcostaat hier alleen voor Nederland een frame wordt genoemd, terwijl andere landen dat ook als zodanig zullen ervaren. Minister Grapperhaus heeft zich eveneens tegen het etiket narcostaat verzet. In maart van dit jaar verklaarde hij in een debat: „Wij zijn geen narcostaat. Nederland is een geordend land, is een goede samenleving. […] Zolang wij het gezag zijn, zolang wij de Staat besturen, zal het geen narcostaat zijn.”
Volgens mij wordt het tijd voor een politieke discussie over wat er nu precies onder een narcostaat moet worden verstaan. Want formeel kun je Nederland nu niet alleen een belastingparadijs noemen, maar ook een narcostaat.
schrijft elke week over taal. Twitter: @ewoudsanders