Regisseur Erik Vos van De Appel lokte theaterrecensent en toneelhistoricus Loek Zonneveld in september 2015 naar het Gala van het Nederlandse Theater. Zonneveld was geen liefhebber van officiële gelegenheden. In de Stadsschouwburg werd bekendgemaakt dat de recensent en auteur voor De Groene Amsterdammer, Theaterkrant.nl en Theatermaker de Prosceniumprijs ontving voor zijn grote verdienste voor de geschiedschrijving van het Nederlandse theater. Als dankwoord las Zonneveld een tekst voor van zijn toneelheld Bertolt Brecht.
Twee jaar eerder ontving Zonneveld de ACT Award van de gezamenlijk acteurs. Uit beide onderscheidingen blijkt hoe geliefd Zonneveld was, hoewel hij genadeloos kritiek kon uiten, vooral jegens gesubsidieerde gezelschappen die zich volgens hem artistiek niet ontwikkelden.
Boerenzoon Loek Zonneveld werd op 16 maart 1948 in Heemskerk geboren in een katholiek gezin. Aanvankelijk was hij onderwijzer, maar al snel werd hij gegrepen door het theater. Regisseur Gerardjan Rijnders ontmoette Zonneveld voor het eerst in de jaren zestig op de Amsterdamse Theaterschool: „Zonneveld was uitsluitend geïnteresseerd in het vormingstheater en een regisseur telde niet mee, dat was in tijden van democratisering not done. Loek was meer een actievoerder. Dat zorgde aanvankelijk voor enige wrijving. Later is het gelukkig goedgekomen en volgde hij al mijn werk.”
In juni van dit jaar werd slokdarmkanker geconstateerd, zaterdagochtend 3 augustus overleed hij in alle vroegte in zijn woonplaats Amsterdam; hij is zeventig jaar geworden. „‘Toneelverslaggever’, zo noemde hij zich het liefste”, memoreert collega-recensent Max Arian. „Maar hij was zoveel meer: toneelhistoricus, docent aan de theaterschool, superdramaturg voor regisseurs en vooral inspirator van generaties toneelstudenten.” Regisseurs die schatplichtig zijn aan Zonneveld zijn onder meer Johan Doesburg, Koos Terpstra en Thibaud Delpeut.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data35139886-aab80a.jpg|https://images.nrc.nl/cFmxofIpEGJlSPgfU0n-8IuJ4lw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data35139886-aab80a.jpg|https://images.nrc.nl/KjcgD_jOngpK48lughPetkAn0Jg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data35139886-aab80a.jpg)
Johan Doesburg was Zonnevelds leerling aan de regieopleiding, 35 jaar geleden. Meteen tijdens de eerste les raakte Doesburg geboeid: „Het was als een gesprek met een bibliotheek. ” Hij beschouwde Zonneveld als zijn sparringpartner.
Zonneveld was een geëngageerd recensent die getooid met een Palestijnse sjaal de theaters bezocht; later verruilde hij die sjaal voor een felrode. Zijn grote liefde lag in het kleine circuit waar nieuwe initiatieven zich konden ontplooien, zoals Mickery Theater, Maatschappij Discordia, de Vlaamse groep Tg STAN en, meest recent, de Theatertroep. In de jaren zeventig richtte hij op de kweekschool in Beverwijk een Theaterlaboratorium op waar hij met studenten stukken van Brecht, Albee en Beckett opvoerde.
Sinds 1970 schreef hij voor De Groene. Het speet hem, aldus Doesburg „dat hij de vijftig jaar niet vol kon maken”. Van begin af aan had Zonneveld een andere schrijfstijl dan de destijds meer literair georiënteerde recensenten: hij was gericht op de visuele kwaliteit en kracht van een voorstelling. Actrice Rosa Asbreuk van het vaudevillegezelschap Theatertroep kent Zonneveld als docent aan de Theaterschool: „Dankzij hem kwamen we in contact met toneelschrijfster Judith Herzberg. Samen met haar schreven we twee theaternovellen, Hoe echt is echt echt en Zeeziek in het zwembad, die we op een avond brachten. Hij was nieuwsgierig, loyaal en liefdevol, ook in de persoonlijke omgang. Toen mijn stiefvader overleed steunde hij me door te vertellen van zijn dagdromen over een eiland met witte zwanen eromheen. Daar bevinden zich zijn overleden dierbaren. Hij roeit er dan langs en zegt: ‘Hier is alles nog goed hoor, ik ben nog niet aangemeerd.’”
De jaarlijkse 4 mei-manifestatie Theater Na de Dam is volgens theaterdocent en filosoof Jaïr Stranders mede te danken aan Zonneveld: „Hij stelde voor elk jaar een theatrale lezing te houden op 4 mei, zoals dat in de jaren zestig en zeventig gebruikelijk was.” De combinatie van docent, theatervriend en criticus is ongebruikelijk, maar juist daardoor wist Zonneveld „aankomende regisseurs en spelers te inspireren”, aldus Stranders. „Dankzij zijn historisch besef sloeg hij een brug tussen de theatertraditie en jonge theatermakers voor wie geschiedenis minder vanzelfsprekend is.”
Een van de laatste teksten die Zonneveld schreef is bestemd voor het jubileumboek 50 jaar Toneelschuur. De stelligheid en grondigheid waarmee Zonneveld schrijft over de historie van dit belangrijke Haarlemse theater is kenmerkend voor zijn stijl, met gevoel voor barokke taal: „Voor de eigentijdse Nederlandse theaterliefhebber is het een eenvoudig te accepteren historische waarheid: de moderne toneelgeschiedenis van de Noordelijke Nederlanden is ‘gewoon’ begonnen in de Smedestraat te Haarlem.”