Het Kat Inn Kattenhotel in Rotterdam van Iris-Nadine en Bert Bos
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923338-443485.jpg|//images.nrc.nl/s7HsAc4uRxxI4J083FwieMvYO34=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923338-443485.jpg)
Foto Folkert Koelewijn
In kattenpension Kat Inn verblijven vierenzestig katten, die een eigen megakooi met twee verdiepingen tot hun beschikking hebben. Iris-Nadine Bos (55): „Ik ga je even onderbreken. Wij praten hier niet over kooien, maar over kamers. De kat is hier te gast. Ook de mail is aan de kat gericht. Zal ik er één voorlezen? ‘Beste Olivier en Olivia. Wat geweldig leuk dat je komt logeren in kattenhotel Kat Inn. Wij zullen er alles aan doen om je een leuke vakantie te bezorgen. Je kunt hier lekker spelen, of liggen snoezen op je eigen hotelkamer. Je doet gewoon waar je zin in hebt. Het is immers jouw vakantie.’”
Als de gasten worden binnengebracht, krijgen de baasjes alle tijd afscheid te nemen, zegt Bos. „Als ze ‘snifsnif’ aan de balie staan, weet ik dat het wat langer gaat duren. Laatst heeft iemand er een hele middag over gedaan voordat-ie wegging. Ik snap dat. Ik heb vijf zilveren tabby’s thuis
De katten mogen de eerste dag hun ‘kamer’ niet uit, zodat ze hun territorium kunnen afbakenen. Bos: „Ze zetten hun geurspoor uit door met hun pootje en snuitje over de grond te vegen. De kamer wordt dan hun eigen plek, zodat ze daar niet om hoeven vechten in de speelruimte, zoals gebeurt in een standaardkattenpension zonder kamers.” In de tweepersoonskamers slapen alleen katten uit hetzelfde gezin die het goed met elkaar kunnen vinden, zegt Bos. „Anders slaan ze elkaar de kop in; gaan ze blazen, grommen en gillen.”
Bos maakt genoeg emotionele momenten mee. Zoals het opknappen van de magere Chico met schildklierproblemen, die op de ziekenboeg van Kat Inn lag. „Zijn baasje zat in een vechtscheiding, ging bij oma wonen, en oma had vogeltjes. Toen Chico uiteindelijk naar huis kon, was hij weer een heerlijke stevige knuffel van vijf kilo.” Drie keer was ze erbij toen de dierenarts een gast liet inslapen. „Ik ben een emotionele trut dan. Sta ik echt te janken, terwijl het niet mijn eigen beestje is.”
Vogelpension.nl in Mariënheem van Marcel en Jeanet Boxebeld
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923254-db8591.jpg|//images.nrc.nl/lEVBqR8PDKbH5MjR6vOuXP20wl0=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923254-db8591.jpg)
Foto Folkert Koelewijn
Marcel Boxebeld (47) verheugt zich nooit op de vakantie, zegt hij. Zijn vogelopvang op het platteland in Overijssel is de grootste in Nederland – het pension beslaat 400 vierkante meter – en in de zomermaanden zijn er zo veel logés dat hij de dieren minder aandacht kan geven dan hij wil. Er komen grote vogels zoals de ara, de kaketoe en de papegaai maar ook kanaries en eenden zijn welkom. Zelf heeft hij „een kleine honderd” vogels, zegt hij. „Ik ben gek op fluitende vogels, vooral de waterslager, een kanariesoort. Maar ik wil zakelijk en privé strikt gescheiden houden, dus mijn vogels zitten in een eigen ruimte.”
De papegaaien nemen hem geregeld in de maling, zegt hij. „Ze kunnen exáct het geluid van een binnenkomend appje nadoen. De groep is net een kleuterklas. Wanneer er een nieuwe vogel binnenkomt, wordt-ie begroet door schreeuwende mannetjes die hun kuiven opzetten en hun vleugels spreiden. Vinden ze elkaar leuk, dan gaan ze kokhalzen om hun voer te delen. Als de baasjes terugkomen, zeggen ze: ik heb nog nooit zo’n relaxte vogel teruggekregen. Dan zeg ik: „Ik heb ze alleen in een ruimte met soortgenoten gezet. Sommige vogels zien die voor het eerst.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/web-1808zatculdierenvogel4jpg20087139.jpg|//images.nrc.nl/RKVPnt9Fhwh246bbDH19D_4heJ0=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/web-1808zatculdierenvogel4jpg20087139.jpg)
Foto Folkert Koelewijn
De vogels zitten over het algemeen in kooien, maar als de vleugels zijn geknipt mogen ze naar buiten. Boxebeld: „Sommige mensen denken: oh zielig. Maar het is net als je haren knippen. Dat doet geen pijn. Ze kunnen dan nog wel vliegen, maar geen hoogte meer maken. Als ze in een boom zitten en schrikken, vallen ze er niet uit maar zweven ze naar beneden.” Een geknipte vogel moet wel worden vermaakt. Anders gaat hij zich vervelen, zegt Boxebeld. „We hebben minstens honderdvijftig vogelspeeltjes. Draaischijven, klimtouwen, kokosnoten, puzzels voor vogels met een hoog IQ. Al blijven de grote intelligente vogels soms doodstil op hun stok zitten omdat ze heimwee hebben.”
Sommige eigenaren bellen na twee dagen huilend op, zegt Boxebeld. Of het allemaal wel goed gaat. „Ik stuur ter geruststelling altijd een foto van de vogel op. Maar er zijn mensen die eerder terugkomen van vakantie omdat ze het beestje missen. Als een vogel wordt opgehaald is het hele pension in rep en roer. Je merkt aan hun schreeuwen dat ze het niet leuk vinden.” Zelf wordt Boxebeld niet sentimenteel, zegt hij. Alhoewel: „Met één vogel heb ik heel leuk contact. Ik liet een keer een emmer op mijn tenen vallen, zei een paar woorden, en dan zegt-ie tegen mij: ‘Ach joh, niets aan de hand.’ Ik was stomverbaasd: ‘Pardon?’”
Dierenpension De Wijde Blik in Brummen van Jan en Yvonne Buijvoets
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923179-59035c.jpg|//images.nrc.nl/owSmI5EhJ1Zrhd7PgW3dCeEQ3V0=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/data34923179-59035c.jpg)
Foto Folkert Koelewijn
Honden zijn net mensen. Ze liggen elkaar niet altijd, zegt Jan Buijvoets (57), en als ze grommen en staren, kan dat andere honden een onbehaaglijk gevoel geven. Daarom staan er 17 chalets op het terrein van dierenpension De Wijde Blik, zodat vriendjes bij elkaar kunnen slapen en vijandige honden elkaar niet hoeven te zien of te ruiken. Eigenlijk is het een soort Center Parcs voor honden, zegt hij. „We proberen een huiselijke sfeer te creëren. De honden kunnen in manden, stoelen en banken slapen en de radio staat aan. Classic FM voor de onrustige honden.”
De honden moeten wel eerst een nachtje proefslapen. Buijvoets: „Als een hond in een hoekje ligt en alles bij elkaar piept, heeft hij het niet naar zijn zin. De proefchalet staat vlak naast ons huis, dus als er reuring is, horen wij dat gelijk. Het komt voor dat zo’n hond ’s nachts nog wordt opgehaald door het baasje.” Buijvoets kijkt goed naar het karakter van de honden. „Dan weet je: Max gaat goed samen met Piet. Dat maakt het makkelijker om een roedel samen te stellen waarbij iedereen goed met elkaar klikt.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/web-1808zatculdierenhond4jpg20087117.jpg|//images.nrc.nl/1-Bf2mcuL8BNd1pKrm5mYWdAQFc=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/web-1808zatculdierenhond4jpg20087117.jpg)
Foto Folkert Koelewijn
Regelmatig vragen eigenaren of Buijvoets hun hond een extra knuffel wil geven. Maar knuffels geeft hij genoeg als hij de honden ’s ochtends naar buiten laat, vindt hij. „Hey Guus”, zegt hij dan. „Hoe is het.” Buijvoets: „Ze lopen langs je heen. Kwispelkwispel. En dan betast ik ze om te controleren of er niks mis is.” Bij De Wijde Blik gaan de honden terug naar de basis, zegt hij: „Ze zien hier op het terrein geen riem en zijn de hele middag op een speelweide met hun eigen roedel. Ze mogen spelen, rauzen, donderen en alles doen wat thuis verboden is, zoals gaten graven.”
Buijvoets heeft zelf geen vakantie. Hij en zijn vrouw beginnen om zes uur ’s ochtends en zijn pas om tien uur ’s avonds klaar. ’s Nachts doet hij nog een controlerondje. „Ik heb een zak met hondenkoeken bij me voor de honden die wakker zijn, de honden die blijven maffen laten we met rust.” Hulp van buiten hoeft Buijvoets niet: „We zijn perfectionistisch en doen dit omdat we van de beesten houden. De dankbaarheid die je van de honden krijgt is genoeg. Ze springen tegen je aan, en geven een lik door je gezicht als je ze aanhaalt. En van de eigenaren krijgen we soms een bloemetje.”