Een roze meisje op een roze fietsje rijdt langs een keurig gemaaid grasveld en een tennisbaan op kibboets Degania Alef. Tamar Gal Sarai (57) is blij dat de kibboets die haar grootouders in 1910 mede-oprichtten weer wemelt van de kinderfietsjes en buggy’s, vertelt zij in haar kleurige huis met uitzicht op het meer van Tiberias. Na een periode van leegloop en vrees voor het voortbestaan moest de kibboets zichzelf opnieuw uitvinden. Steeds meer jonge gezinnen ontdekken de kibboets ‘nieuwe stijl’.
Gal Sarais grootouders en andere Joodse migranten, veelal uit Oost-Europa, begonnen ruim een eeuw geleden met de collectieve landbouwgemeenschappen in vaak moeilijk toegankelijke gebieden in Palestina. Binnen de kibboets was iedereen in theorie gelijk en moest alles gedeeld worden. Het zou een succesvolle onderneming worden. Opeenvolgende regeringen stelden voor de kibboetsen allerlei gunstige regelingen op. Andere leefgemeenschappen, zoals de later opgerichte moshavim waar veel Joden uit overwegend islamitische landen kwamen wonen, kregen die steun niet of veel minder. De kibboetsniks vormden lange tijd de politieke elite van het land.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/08/lapid.jpg)
Mannen op sandalen en gebruinde jongelingen op tractors in goudgele korenvelden. Van het beeld uit de tijd dat een stroom internationale vrijwilligers naar de kibboetsen trok, is weinig meer over. Na een grote crisis begin jaren 90 moesten de zelfvoorzienende woon- en werkgemeenschappen ingrijpend hervormen. Ze werden gedwongen hun bedrijfsvoering efficiënter te maken, meer aan te sluiten bij de buitenwereld en een deel van hun socialistische principes los te laten.
De eerste scheuren waren ontstaan in de jaren 80. Niet alleen verdampte de politieke steun toen het rechtse Likud de plaats innam van de Arbeidspartij, ook het economische en maatschappelijke landschap veranderde. In de onzekere begindagen van de staat Israël was de kibboets een sociaal en economisch vangnet dat bescherming bood, maar sindsdien waren de mogelijkheden ‘buiten’ toegenomen. Was de kibboets voorheen een relatief rijke omgeving met publieke voorzieningen voor alle bewoners, nu bleven de kibboetskinderen juist achter bij leeftijdgenoten die thuis allang een televisie en een auto hadden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923903-ed75b7.jpg|https://images.nrc.nl/4CgGbnADYtSuWrXzZeuRKgJIe6g=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923903-ed75b7.jpg|https://images.nrc.nl/shKgqn27hm4lVWPQaZ4Q_s6zIZI=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923903-ed75b7.jpg)
Profiteurs
Het begon steeds meer te wringen dat het collectief bepaalde wat je mocht studeren en waar en wanneer je mocht reizen. „Verplegers en onderwijzers konden we ons veroorloven, filosofen niet”, zegt Gal Sarai. Daarbovenop kwam de financiële crisis. De kibboetsen hadden in de jaren van torenhoge inflatie veel geleend. Toen de regering in 1985 maatregelen nam om die inflatie in te dammen, ontstonden in één keer miljoenen aan niet meer af te lossen schulden.
Kortom: het concept leek achterhaald. Steeds meer kinderen die in de kibboets waren geboren, kozen voor een leven daarbuiten. Doordat de jongere generatie wegliep, kwamen kostbare voorzieningen voor de oudere generatie onder druk te staan. Voor vrijwilligers was geen plaats meer.
We zijn naar buiten toe kapitalistisch en naar binnen toe socialistisch
Yael Kerem inwoner kibboets
Het is bijzonder dat de kibboetsen zo lang hebben kunnen bloeien, schrijft econoom Ran Abramitzky in reactie op vragen van NRC. Want het vrijwillige socialisme van de kibboets gaat op het eerste gezicht in tegen alle economische wetten. „Als iedereen gelijk is en een gelijk salaris krijgt, is er geen drijfveer om door te leren of hard te werken.”
Het aantal profiteurs bleef in eerste instantie beperkt doordat de gemeenschap hecht was en de meeste kibboetsniks overtuigd waren van het gezamenlijke ideaal. „Als mensen vroegen wat we deden met mensen die niet wilden werken, zeiden we: we houden niet van ze”, zegt Gal Sarai. „Dat was op een gegeven moment niet meer genoeg.”
Drastische hervorming was de enige uitweg. Een efficiencyslag volgde, met meer focus op industrie dan op landbouw. Voor laaggeschoold werk werden arbeiders van buiten aangetrokken, terwijl kibboetsleden werden aangemoedigd om buiten de deur te gaan werken. „Iemand die én een goede advocaat is én goed koeien kan melken, kan beter aan de slag gaan als advocaat”, stelt Abramitzky in zijn onlangs verschenen boek The Mystery of the Kibbutz. „Mijn opa had werk buiten de kibboets en was daarmee een uitzondering”, vertelt Gal Sarai. „Nu is het de norm.” Zelf stelt ze inhoudelijke programma’s samen voor educatieve reizen.
In de meeste kibboetsen was de belangrijkste stap privatisering of „het terugleggen van de verantwoordelijkheid bij de leden”, zoals Gal Sarai het zegt. „Natuurlijk zijn er felle discussies gevoerd en waren sommige leden tegen de veranderingen.” Toch was er snel een duidelijke meerderheid: „Mensen hadden genoeg van de profiteurs.” Sinds begin deze eeuw is privébezit toegestaan en er kwam differentiatie in salarissen.
Voor de huisjes met rode pannendaken in Degania Alef staan nu gezinsauto’s, Gal Sarais volwassen kinderen hebben in het buitenland gestudeerd. Sommige kibboetsen gingen nog een stap verder door professionele managers binnen te halen en nieuwe wijkjes naast de kibboets te bouwen waar bewoners alleen betalen voor de voorzieningen.
Kogelvrije autoruiten
De hervormingsoperatie slaagde wonderwel. De meeste kibboetsen krabbelden op en sommige zijn ronduit rijk. Liat Keren (45) – golvend, donkerblond haar, hippe bril, oranje fiets aan de hand – klopt bij Gal Sarai aan de achterdeur. Keren woont al drie jaar in de kibboets maar de selectieprocedure duurt nog voort. Voor het eerst in decennia laat Degania Alef nieuwe leden toe, mensen die er niet zijn geboren. Nu ze economisch gezond zijn en minder strikt in de leer, oefenen de kibboetsen hernieuwde aantrekkingskracht uit op jonge gezinnen. Steeds meer kibboetskinderen keren terug naar hun eigen of een andere kibboets, vaak met partner en kinderen.
De goedkope woonruimte trekt mensen aan; de prijzen vallen in het niet bij de torenhoge huren in de grote steden. Kibboetsen bieden nog altijd goede voorzieningen als onderwijs en medische zorg. Maar de meeste mensen vallen voor het idee van de gemeenschap, van een omgeving waar de kinderen veilig kunnen spelen en mensen nog voor elkaar zorgen. Keren: „Het is toch fantastisch dat ik de kinderen zonder bang te zijn alleen kan laten rondrennen?” Straks gaat ze met hen naar het zwembad; haar dochter vierde onlangs met andere kibboetskinderen haar bat mitswa-feestje.
Is het ideaal van de kibboets ten onder gegaan aan het kapitalisme? Ja, zeggen sommige critici. De belastingdienst knabbelt aan de uitzonderingspositie van de kibboets – meer verdienen, dan ook meer betalen. Kibboetsniks vinden zelf niet dat veel verdienen in strijd is met de oorspronkelijke idealen. Integendeel, hoe rijker de kibboets, hoe makkelijker het gelijkheidsprincipe te handhaven is. „We zijn naar buiten toe kapitalistisch, en naar binnen toe socialistisch”, zegt Yael Kerem (58). Zij woont in kibboets Tsuva, zo’n vijftien kilometer van Jeruzalem, die grotendeels draait op een fabriek in kogelvrije autoruiten.
Hoewel Tsuva als één van de 45 kibboetsen vasthoudt aan het gelijkheidsprincipe en de salarissen in de gemeenschapspot gaan, geldt ook hier een ander economische model dan vroeger. De meeste kibboetsniks hebben ‘gewone’ banen; wie nog in de fabriek of de linnenkamer staat, geeft leiding aan arbeiders van buiten. Ook zijn er maatregelen genomen om kinderen bij de gemeenschap te houden. Zo worden zij niet meteen na hun dienstplicht gedwongen te kiezen voor al dan niet terugkeren naar de kibboets. En de gedeelde auto’s boek je nu via een app.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923888-0467ed.jpg|https://images.nrc.nl/qEl-S_e45NZ6gHl_YaVKn-E9mxI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923888-0467ed.jpg|https://images.nrc.nl/oVGQb1r6pihCLMu0281sAeEmWrk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data34923888-0467ed.jpg)
Medisch comité
Het kibboetsleven is niet alleen maar idylle, benadrukken oude en nieuwe kibboetsniks. „Het is nogal een beslissing om in een uithoek te gaan wonen in een kleine gemeenschap waar iedereen elkaar kent”, zegt Gal Sarai. Driekwart van de kibboetsen ligt ver van het centrum van Israël. Je moet volgens kandidaat-kibboetsnik Liat Keren nog steeds niet materialistisch zijn. In Tel Aviv had ze een huis met drie wc’s en een inloopkast, hier in Degania moeten haar zoontjes een kamer delen.
/s3/tark/images/NH/200706/05/659222.jpg)
„De nieuwe kibboets past beter bij de menselijke natuur”, zegt Nir Meir, voorzitter van de grootste kibboetsfederatie. „Het was onmenselijk om de gemeenschap alle keuzes in je leven te laten bepalen.” Wat bleef is het principe van verantwoordelijkheid voor elkaar. Ook op de geprivatiseerde kibboetsen zijn er collectieve voorzieningen en betalen mensen die genoeg verdienen een forse bijdrage om de zwakkere gemeenschapsleden op te vangen. Gal Sarai: „Als je kind hier van zijn fiets valt, komt er meteen een buurman of –vrouw naar buiten. En toen ik een paar jaar geleden ernstig ziek werd, stond meteen het medisch comité voor de deur. ”
Haar grootouders zouden trots zijn als ze de kibboets nu zagen, denkt ze. Hun belangrijkste principes zijn overeind gebleven. En zelfs de vrijwilligers komen terug, al komen ze nu vaker uit China of Zuid-Korea dan uit Nederland of Zweden. „Het gaat beter dan ooit met de kibboetsen”, zegt Nir Meir. Ze zijn hun politieke prestige kwijt, maar hebben hun economische en sociale positie terug. Het grootste probleem voor veel kibboetsen is dat ze grond tekortkomen om huizen te bouwen voor alle mensen op de wachtlijst. In Degania is de vergunning voor meer huizenbouw nog niet rond. Keren: „Stel je voor dat we weer weg moeten. Ik moet er niet aan denken. Het is hier het paradijs.”