Recensie

Recensie Boeken

Een populist verlangt naar ‘substantiële eenheid’

Populisme In zijn nieuwe boek buigt VVD-senator en enfant terrible Sybe Schaap zich over het populisme. Het stemt tot nadenken en roept veel vragen op.

Foto: ANP / Remko de Waal

Zonder rumoer verscheen een nieuw boek van senator en filosoof Sybe Schaap. Vanzelfsprekend was dit niet. In zijn vorige twee boeken en de publiciteit daaromheen verheelde het intellectuele enfant terrible van de VVD zijn uitgesproken opvattingen over Wilders en diens partij niet. Schaaps eigen partijleiding was not amused. Toen de liberale wijsgeer twee jaar geleden verklaarde dat ‘Wilders heerst als een Führer die zelfs het nationaal-socialisme niet heeft gekend’ overschreeuwde hij zichzelf. Door het ontketende mediageweld was er nauwelijks aandacht voor de inhoud van zijn boek Rechtstaat in verval. Dat was jammer, want Schaap heeft veel zinnigs te melden.

Dit blijkt opnieuw uit De populistische verleiding. De keerzijde van de identiteitsillusie. De auteur stelt daarin dat er door het moderniseringsproces sprake is van ‘een substantieverlies’. De verbondenheid die godsdienst, cultuur en instituties in het verleden boden, is vrijwel verdwenen door het proces van emancipatie, politisering en mondialisering.

Geïnspireerd door Friedrich Nietzsche en José Ortega Y Gasset schetst Schaap (1946) de opkomst van de massamens in de moderne samenleving. Met de teloorgang van traditie en gezag ontstond er ruimte voor politiek activisme van dit nieuwe type mens. Al in 1930 hekelde Ortega de ongebreidelde politisering van het leven die zich opdrong ‘als plaatsvervanger van kennis, religie en wijsheid’.

De verleidingskracht van het populisme bestaat er volgens Schaap uit dat het ‘een verlangen naar substantiële eenheid’ verwoordt en daarmee aansluit bij een elementaire behoefte. Hij beschouwt het populisme als een brede beweging die zich vooral vanaf de Franse Revolutie heeft gemanifesteerd. De eerste golf daarvan definieert hij als ‘het ideologisch populisme’ dat zich openbaarde in communisme, fascisme en nationaal-socialisme. Deze variant van het populisme kenmerkte zich door coherente denkbeelden. Het stoelde op ‘de wervende kracht van een homogeen volk’, dat overeenkomstig de betreffende ideologie werd gedefinieerd als proletariërs, natie of Germaanse ras. ‘Het totalitarisme pretendeert de premoderne substantie te hebben herschapen’, betoogt Schaap. Later bleek hoe illusoir dit absolutistische substituut was geweest.

De diepgewortelde behoefte aan ‘substantiële eenheid’ verdween daarmee niet. Integendeel, het hedendaagse populisme, dat wereldwijd in opmars is, ontleent hieraan zijn populariteit. Schaap erkent dat dit contemporaine populisme niet totalitair is. Een vergelijking met zijn ideologische voorganger kan niettemin duidelijk maken hoe het op eigen wijze inhoud probeert te geven aan het verlangen naar eenheid.

Imaginair verleden

De huidige populisten beschikken niet over een uitgewerkt gedachtegoed, laat staan over utopische vergezichten. Omdat het hen aldus Schaap zelfs ontbreekt aan ‘enige toekomstzin’ lijkt ‘de voorwaartse vluchtweg naar substantiële geborgenheid’ van het totalitarisme afgesloten. Wat rest is een vlucht in een imaginair verleden, waarbij het eigen volk en de natiestaat worden bewierookt.

Naar oordeel van Schaap is het hedendaagse populisme intrinsiek antidemocratisch, omdat het de pluriforme samenstelling van de bevolking opsplitst in een ‘eigen’, homogeen gewaand deel tegenover wezensvreemde entiteiten daarbinnen. Op grond hiervan verwerpen populisten het gelijkheidsbeginsel van de democratische rechtstaat. In ‘de beleving van de vermeende authentieke identiteit’ tegenover het bedreigende ‘vreemde’ herhaalt zich volgens de auteur iets karakteristieks van het ideologische populisme.

Ondanks hun bombastische retoriek blijft het in nevelen gehuld wat populistische leiders in positieve zin voor ogen staat. In Rusland, Polen en Hongarije breken zij de democratische rechtstaat gestaag af. In verscheidene andere landen beperken zij zich vooralsnog tot verbaal geweld tegen de parlementaire democratie, de rechterlijke macht en de politieke elite. Zijn populistische leiders ook bereid om tot geweld tegen tegenstanders op te roepen of dit te tolereren?

De dubbelzinnige reactie van Trump op het extreemrechtse geweld in Charlottesville beschouwt Schaap als weinig geruststellend. Hij had evenzeer kunnen refereren aan Baudet die de gewelddadige demonstratie tegen de komst van een asielzoekerscentrum in Geldermalsen rechtvaardigde als ‘noodweer’. De dandy-demagoog verklaarde sans gêne dat de regering ‘in zekere zin een beleid van schrijftafelmoord’ voerde tegen het eigen volk.

Schaap meent dat de populistische waardendestructie een symptoom is van een bredere onderstroom in de samenleving. Er is daarbij niet alleen sprake van ‘meningsabsolutisme’, dat een open en matigende dialoog uitsluit. Aan waarheid in de aloude zin van overeenkomstig met de feiten hecht het populisme nauwelijks . Zelfs de moraal ondergaat ‘een populistische herwaardering’, aldus Schaap. Goed en kwaad zijn voortaan afhankelijk van het eigen gepolitiseerde perspectief.

De wervende kracht van het populisme schuilt volgens Schaap in ‘het vertolken van een breed in de samenleving beleefde noodsituatie’. Het ontbreekt tegenwoordig aan bindende ideologieën die tegenwicht kunnen bieden, terwijl instituties hun samenvoegende gezag verliezen. Ook andere partijen zijn ontvankelijk voor de populistische verleiding en niet slechts uit electoraal gewin. De ‘pseudo-waarde bij uitstek, de identiteitsillusie’ lijkt norm geworden. Het onvermogen om de toekomst gestalte geven duidt op een diepere, ingrijpende crisis. Dit ‘waardennihilisme’, waarvan Nietzsche de ‘noodwendigheid’ al profeteerde, noodzaakt tegelijkertijd tot zelfbezinning. Het populisme, concludeert Schaap, ondergraaft ‘het traditionele waardenfundament’, maar dwingt daardoor eveneens tot het inzicht dat dit oude fundament niet kan worden hersteld. Er dient een positief antwoord van de politiek én de burgers op te komen.

Schaaps wijsgerige exercitie over populisme is boeiend, maar roept onvermijdelijk vragen op. Het feit dat het hedendaagse populisme niet totalitair is en geen utopische visioenen verkondigt over het herscheppen van mens en samenleving duidt erop dat de verschillen met communisme, fascisme en nationaal-socialisme diepgaander zijn dan de overeenkomsten.

Anderzijds gaat Schaap er te gemakkelijk aan voorbij dat ook fascisten en nazi’s gretig inspiratie putten uit een geïdealiseerd, glorieus verleden. De onmiskenbare verdienste van zijn boek is dat het stemt tot nadenken.