Terwijl de Champs-Élysées dinsdagavond na de winst van Frankrijk op België volloopt, geeft Paul Pogba namens Les Bleus op tv-zender TF1 een snel interview af. Na wat grapjes over het strakke pak van de interviewer een voor zijn doen nogal serieuze blik. „Het is mooi, we zijn tevreden.” Tijd voor een feestje is het nog niet, zegt de normaal wat uitbundiger middenvelder gedecideerd. De EK-finale in 2016 ligt nog vers in het geheugen. Toen dachten de Fransen dat na de winst op Duitsland in de halve finale de beker al binnen was. „Er resteert nog één etappe, we moeten ons concentreren.”
Andere spelers van Les Bleus reageren even later al even beheerst in door de Franse voetbalbond FFF verspreide internetfilmpjes vanuit de spelersbus. Blij en solidair. Geen woord te veel. Ingetogen, zou je kunnen zeggen – een etiket dat tot voor kort met de beste wil van de wereld moeilijk op het extravagante Franse sterrenelftal te plakken viel. „Het was zwaar. Maar we hebben gewonnen”, zegt de jeugdige spits Kylian Mbappé (19) met ontwapenende lach. Wisselspeler Florian Thauvin kijkt onthutst naar de beelden van de Champs-Élysées op zijn telefoon. „Ongelooflijk. Vive la France, mon ami.”
Wat is er gebeurd? De hechte sfeer bij Les Bleus staat in sterk contrast met die van de laatste jaren. De ene onsmakelijke affaire volgde op de andere. Grote ego’s gingen op het veld bij voorkeur alleen voor eigen succes, interne onhebbelijkheden en akkefietjes bleven zelden binnenskamers en leidden tot nationale ophef. Terwijl de Fransen bij het WK in 1998 en twee jaar later bij het EK nog massaal achter hun kampioensteam met Zinédine Zidane en Thierry Henry stonden, daalde de liefde voor de volgende generatie Bleus tot het vriespunt.
Inmiddels, sinds het EK 2016, wijzen alle neuzen weer dezelfde kant op. Die transformatie is vooral het werk van één man: Didier Deschamps (49), sinds 2012 Frans bondscoach. De vaak moeilijk te peilen Bask haalde de teugels aan, centraliseerde de communicatie (onder andere met die internetfilmpjes) en smeedde, in ieder geval voor de buitenwereld, een waar collectief.
Tuig
Hij werd aangesteld na het voor Frankrijk mislukte EK in Polen en Oekraïne, als opvolger van Laurent Blanc. Ook toen voerden onverkwikkelijke bijzaken de boventoon: spanning tussen spelers en staf, een arrogante houding naar het publiek en – in Frankrijk een doodzonde – een team dat tijdens de Marseillaise niet eens de lippen bewoog. De kritiek kwam boven op het nog grotere debacle van het WK 2010 in Zuid-Afrika. Na een stevige woordenwisseling tussen Nicolas Anelka en toenmalig coach Raymond Domenech (waarbij hem tutoyeren volgens Domenech nog het meest beledigend was), werd de spits uit het team gezet. De spelersstaking die volgde, leidde in Frankrijk tot in de politiek tot ontsteltenis. „Tuig”, oordeelde de toenmalige minister voor Sportzaken over het nationale team.
Deschamps bracht rust en autoriteit. Hij verjongde het team en nam daarbij besluiten die niet altijd even vanzelfsprekend waren. Een lastpost als Real Madrid-spits Karim Benzema, verwikkeld in een afpersingszaak, werd niet meer geselecteerd. Ook Samir Nasri (Manchester City) en Hatem Ben Arfa (Paris Saint-Germain) vielen buiten de boot. Zij hadden allen Noord-Afrikaanse wortels: het leverde hem het verwijt op van racisme. „Het is vreselijk als je mensen hun oordeel hoort verkondigen op basis van een of twee elementen, terwijl hij besluiten neemt door met vijftig factoren rekening te houden”, zei Marcel Desailly, een van Deschamps’ beste vrienden en oud-ploegmaat bij Nantes, Marseille en de nationale ploeg, onlangs ter verdediging.
Natuurlijk aanvoerder
Deschamps is een „geboren leider”, zeggen de mensen die met hem hebben samengewerkt. Hij groeide op in een zeer katholiek gezin nabij Bayonne, in Frans Baskenland, op het zuidwestelijkste puntje van Frankrijk. De grootste sport daar is niet voetbal, maar rugby. Zijn vader, huisschilder, speelde fanatiek bij een buurtclub. Maar zijn studieuze zoon ontdekte op elfjarige leeftijd dat hij voor rugby te klein was. Hij maakte de overstap naar het voetbal en werd van jongs af aan in bijna ieder team waarin hij speelde (behalve Juventus) snel aanvoerder. Na de jeugdopleiding van FC Nantes werd hij op zijn twintigste aanvoerder van het eerste elftal van die club. „Dat is geen enkel probleem”, zei hij destijds. „Op het veld heb ik altijd veel gesproken, ik hou ervan om mijn medespelers te leiden. Dat gaat bij mij van nature.”
Bij het Franse kampioensteam in 1998 was Deschamps op het veld, als verdediger tussen aanvallende publiekslievelingen als Henry en Zidane, de vooruitgeschoven post van de onderkoelde maar aimabele trainer Aimé Jacquet. De twee discussieerden veel in de tijd dat Deschamps bij Juventus speelde. „Aimé kwam vaak langs in Turijn om met me te praten. Iedere keer maakte hij me meer verantwoordelijk”, zei ‘DD’ onlangs bij de Franse publieke omroep. Jacquet werd ook zijn belangrijkste leermeester als trainer. Beiden prefereren een rol in de schaduw. Zondag in de WK-finale tegen Kroatië kan Deschamps, na de Braziliaan Mario Zagallo en de Duitser Franz Beckenbauer, als derde zowel op het veld als langs de lijn wereldkampioen worden.
De methode-Deschamps, als je daar al van kunt spreken, is niet moeilijk te omschrijven. De Franse coach is voor alles pragmatisch en heeft maar één doel: winnen. „Als trainer ben ik gebleven zoals in mijn eerdere leven: ik geef niet op tot het laatste fluitsignaal”, zei hij tegen de Franse pers na de 2-0 overwinning op Uruguay in de kwartfinale. Dat de speelstijl daar soms onder lijdt, interesseert hem weinig. De Belgische kritiek op de verdedigende reflex na de 1-0 in de halve finale, was voor de Franse media „onsportief”. Deschamps past zijn tactiek en stijl aan de tegenstander aan, en aan het moment. In het groepsduel met Australië kregen jonkies als Corentin Tolisso en Ousmane Dembélé een kans. Toen zij niet slaagden, viel hij terug op meer ervaring met Olivier Giroud en Blaise Matuidi. „De identiteit van het spel, de stijl of de esthetische dimensie van het voetbal, wat doet het ertoe”, vatte Le Monde die strategie samen. „Alleen de overwinning telt.”
Deschamps „heeft het grootste Franse palmares, maar dat is hem niet aan te zien”, zei zijn biograaf Dominique Rouch onlangs over hem op de Franse tv. Hij werd als voetballer wereldkampioen, won twee keer de Champions League (met Olympique de Marseille en later met Juventus) en werd zes keer landskampioen. Maar een ster is hij zelf nooit echt geworden. Hij is een coach onder de spelers. Misschien dat hij de echte sterren daarom zo goed in de hand heeft. Toen Mbappé in de wedstrijd tegen Uruguay na een gele kaart met de scheidsrechter in discussie ging, riep Deschamps hem zonder voorbehoud in Franse straattaal tot de orde. „Kylian, Kylian, luister naar me. Stop met dat gezeik. Je verdiende [die kaart] niet, maar nu kappen”, ontcijferden de liplezers van de Franse omroep. „Misschien had ik mijn hand voor mijn mond moeten houden”, zei Deschamps later.
In satirische programma’s als Les Guignols wordt hij bespot om zijn soms ondoorgrondelijke woordkeus, zeurderige spreektoon en zuidelijke accent. Gaat het over tactiek, dan zegt Deschamps „taquetique”, spreekt hij over techniek, dan is dat „tèquenique”. Hij is gewoon gebleven, heeft het charisma van een Franse boerenjongen. Maar: niemand kent hem echt. Zelden praat hij over zichzelf. Hij is „als een politicus die president wil worden: hij let altijd op wat hij zegt, heeft oog voor details”, meent Desailly. Biograaf Rouch: „Het is geen genie. Hij is niet Zidane, niet bijzonder mooi en spreekt met veel meel in de mond. Maar toch.”
Het leverde de antiheld Deschamps nog maar een paar weken terug een pijnlijke situatie op. Toen Zidane eind mei onverwacht ontslag nam als trainer van Real Madrid, leidde dat in Frankrijk direct tot pleidooien om de held van 1998 nog snel aan te stellen als bondscoach. Het contract met Deschamps loopt weliswaar tot het EK van 2020, maar alleen met Zidane zou dit WK succes gegarandeerd zijn, was de gedachte. Ook alleen Zidane zou de in onmin geraakte successpits Benzema weer kunnen terughalen. Deschamps reageerde onverstoorbaar door te stellen dat zijn ploeggenoot uit 1998 op een dag zeker bondscoach zou zijn. „Wanneer? Ik kan het niet zeggen. Maar het lijkt me logisch.”