Opinie

Wimbledon ofWK-finale?

Frits Abrahams

Een verscheurde tv-kijker spreekt tot u. Ik kijk graag naar tennis én voetbal, dus waar zal ik zondag naar kijken? Dan begint de finale van Wimbledon, waar ik altijd naar kijk, ’s middags om drie uur, twee uur vóór de WK-finale in Moskou. Zo’n tenniswedstrijd kan best vier uur duren, wat zou betekenen dat ik de WK-finale grotendeels mis.

Wimbledon wilde zich niet aanpassen aan het WK, dus moet er gekozen worden. Toegegeven, er zijn belangrijkere problemen op de wereld, maar er zijn gelukkig ook genoeg belangrijke mensen om die op te lossen. Voor dit persoonlijke dilemma moet ik met mezelf in het reine zien te komen. Het lijkt me bijna te dwingen tot een fundamentele keus: waar kijk ik liever naar, tennis of voetbal?

Er is geen eenduidig antwoord, merk ik, want er zijn tal van factoren in het spel. Het gaat niet alleen om de visuele aantrekkingskracht van de sport zelf, het is ook van belang welke omstandigheden er zijn. Stel dat Robin Haase zondag de finale tegen Nadal zou spelen – daar zou ik de voetbalfinale Frankrijk-Kroatië voor laten schieten. Maar als het Nederlands elftal in die WK-finale zou spelen, wat dan?

Laten we blij zijn dat Nederland zó’n zwak sportland is dat we zulke schrijnende dilemma’s zelden of nooit meemaken. Zonder dat is het al moeilijk genoeg, zoals deze week blijkt. In de praktijk eindigt het vaak met een rommelig compromis: steeds switchen tussen twee kanalen – een onbevredigende manier van kijken.

Woensdag was het een grandioze Wimbledon-middag. Roger Federer begon tegen Kevin Anderson aan een helletocht die ruim vier uur zou duren en hem uiteindelijk (13-11 in de vijfde set) een pijnlijke nederlaag bezorgde. Na afloop keek en praatte hij als iemand met de ambitie van een 20-jarige, die zijn eerste Wimbledon-finale had gespeeld en ontgoocheld was over de afloop.

Rafael Nadal deed er nog langer over tegen Juan Martín del Potro, een beerachtige verschijning die zich log over de baan bewoog, maar de ene na de andere formidabele forehand en service sloeg. Nadal kraakte en kreunde in al zijn voegen, maar bleef uiteraard na bijna vijf uur tóch overeind. Wat weleens over het Duitse voetbalelftal is gezegd, geldt ook voor Nadal: de wedstrijd kan nog zo spannend en langdurig zijn, uiteindelijk wint hij.

Het was een partij om nooit te vergeten. Andy Murray, nu commentator van de BBC, zei eerbiedig: „De laatste set was de beste die ik ooit live heb gezien. Groots, groots tennis. Ik ben dankbaar dat ik zo heb mogen genieten.”

In de pauzes schakelde ik soms over naar Engeland-Kroatië; het was alsof ik van een bruiloft in een begrafenis belandde. Spannend, maar grauw voetbal. Een van de belangrijkste verschillen tussen toptennis en topvoetbal is de rol van de coach. Die blijft in het tennis op de achtergrond, maar is in het voetbal te belangrijk geworden. De voetbalcoach duwt zijn spelers in een tactisch harnas, de toptennisser is in belangrijke mate zijn eigen coach.

Daarom is België, het aardigste team van dit WK, geen wereldkampioen geworden. Uit angst voor de tegenstander verzon de coach een tactiek waarin zijn sterspelers niet konden uitblinken. De Franse coach verzon een tactiek waarin niemand hóéfde uit te blinken – als ze maar verdedigden.