‘De grootste Nederlandstalige opera ooit”, zo adverteert het Utrechtsch Studenten Concert (USC) zijn nieuwe productie van Thijl (1940). Nu zijn Nederlandstalige opera’s vrij dun gezaaid, maar bijzonder aan Thijl is dat deze pas één keer eerder scenisch is uitgevoerd (in 1980). De componist, Jan van Gilse, wordt vooral herinnerd als Utrechtse dirigent en conservatoriumdirecteur. En als tegenstrever van componist en criticus Willem Pijper, die in zijn recensies jarenlang gehakt maakte van de in zijn ogen conservatieve Van Gilse.
Conservatief is Thijl allerminst, grootschalig zonder meer. Honderden musici, zangers en crewleden werken mee. Voor de uitvoeringen is op het terrein van het Nationaal Militair Museum, vliegbasis Soesterberg, in elf dagen tijd met 87 zeecontainers een compleet theater gebouwd. Het schitterende decor wordt gedomineerd door een sculptuur van 144.000 kilo zand die de vestingstad Gorinchem voorstelt, doorkliefd door het enorme zwaard van Filips II van Spanje.
Het mooie is dat een groepje studenten dit megaproject heeft bedacht én gerealiseerd. Thijl is het lustrumfeest van het USC, dat 195 jaar bestaat en eerder Wagners Das Rheingold uitvoerde op een varende rijnaak. Maar behalve een sterk staaltje organisatietalent en een prikkelend idee is Thijl ook een evenement van muziekhistorisch belang: eigenlijk is het bizar dat zo’n unieke, voldragen laatromantische landstaalopera nooit wordt uitgevoerd, alle gebreken ten spijt. Een snufje chauvinisme is hier best op z’n plek.
Van Gilse voltooide Thijl tijdens het eerste oorlogsjaar (1940). Het zou zijn laatste werk blijken. Net als zijn hoofdpersoon speelde Van Gilse een rol in het verzet, zijn beide zoons werden geëxecuteerd en later overleed hij in 1944 zelf in onderduik. Thijl is opgedragen aan ‘mijn jongens’ en ‘de strijders voor recht en vrijheid’. De wereldpremière was pas in 1976 in het Concertgebouw en sinds de scenische Holland Festivalproductie van 1980 lag de opera stof te vergaren.
De opbouw van het theater in het snel:
Uilenspiegel
Thijl is gebaseerd op de Tijl Uilenspiegel-boeken van Charles De Coster (de h voegde Van Gilse toe) en speelt ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Na de executie van zijn vader – een scène waarbij je de rillingen over de rug lopen – ontpopt de apolitieke Thijl zich tot vrijheidsstrijder en neemt hij Gorinchem in. Aan het slot valt hij dood neer én verrijst hij: Thijl is het zinnebeeld van de ziel van Vlaanderen, die soms slaapt maar nooit sterft.
Van Gilse blijkt een actiecomponist met een zintuig voor dramaturgie. De kracht van de opera zit in de massascènes, die door regisseur Wim Trompert slim zijn neergezet, met veel ruimte voor dubbelzinnigheid en humor. Dirigent Bas Pollard liet zijn studentenorkest overtuigend en responsief spelen, met het stuwende Vlaamse vrijheidslied en de weerbarstige, aanzwellende treurmuziek van de epiloog als hoogtepunten.
Behalve met tomeloze inzet in alle kwartieren is Thijl gezegend met een uitstekende solistencast, al zijn de vocale omstandigheden niet optimaal. De zangers hebben vaak grote moeite boven het orkest uit te komen, wat ten koste gaat van kleuringsmogelijkheden. Zo klinkt bariton Anthony Heidweiller in de titelrol een tikje monochroom. Toch is zijn energieke Thijl een spring-in-’t-veld om van te houden. Sopraan Aylin Sezer is sterk als Thijls pittige vriendin Nele, maar maakt de meeste indruk met haar subtiele rouwklacht ‘Bedroefd herteken’.