Het uitzicht vanaf het hoge duin in West-Terschelling op de vuurtoren, het wad en de blauwe hemel is prachtig. Even mooi is de Oerol-voorstelling die er speelt: George en Eran worden racist.
Het duo George Tobal en Eran Ben-Michaël is uitgegroeid tot een van de betere theatergroepen van Nederland en dat onderstrepen ze door in dit stuk geestig en vilein racisme en seksisme te fileren.
Deels is deze door Koos Terpstra geregisseerde voorstelling een goed doordachte uiteenzetting van de trefwoorden en standpunten in het identiteitsdebat, zoals Wunderbaum ook doet in Daar gaan we weer (White Male Privilege). De mechanismen waardoor discussies verziekt raken worden blootgelegd: tegenstanders argumenten in de schoenen schuiven, niet luisteren en steeds de overtreffende trap zoeken. Maar George en Eran maken de misleidende retoriek ook nog eens knap invoelbaar door zichzelf en de twee jonge gastacteurs aan het spit te rijgen.
Milan Sekeris is „de blonde Viking”, die alles fout doet. Als hij zegt: „Gaan jullie er nou de Holocaust bij halen?” antwoordt Ben-Michaël: „Ga je nou de Holocaust ontkennen?”
Botte vernedering
Er is de discussie over ‘white privilige’: de keuzevrijheid om zelf te bepalen wanneer en door wie je je beledigd voelt. Dat loopt uit op een botte vernedering van Myrthe Huber, omdat ze lelijk zou zijn, een „varkentje op hakken”. Huber slaat terug met een zelfbewuste monoloog. Niet met gerichte beledigingen, maar met de verklaring „dat dit kleine meisje zichzelf al genoeg pijn doet”.
Dat komt aan, ook bij de drie mannen op het toneel. Ze beseffen te ver te zijn gegaan. Er is een punt waar je moet ophouden de vrijheid te nemen om alles te zeggen wat in je opkomt. Op dat punt begint de beschaving en begint empathie: waar je je medemens ziet lijden. Dat is een mooi, theatraal vertolkt inzicht.
Soepel geacteerd, puntig en raak geschreven en tjokvol wrange humor: George en Eran worden racist is actueel theater op het scherp van de snede.