De Nederlandse industrie kan aan zijn doelstellingen voor de energietransitie voor 2030 voldoen met relatief goedkope, deels al (bijna) rendabele technische aanpassingen. Dat meldt onderzoeksbureau Kalavasta, in een rapport dat betaald werd door de milieuorganisaties. Volgens de onderzoekers zijn die opties goedkoper dan het opslaan van CO2 in de bodem.
De kwestie is belangrijk voor de onderhandelingen over het klimaatakkoord. In 2030 moet de Nederlandse uitstoot van broeikasgas met 49 procent zijn beperkt. In een raming die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in april uitbracht, haalt de industrie de helft van zijn doelstelling door ondergrondse CO2-opslag.
Greenpeace, dat tegen CO2-opslag is, bracht het rapport maandagavond in aan de industrie-onderhandelingstafel. „Er is een enorme potentie om de industrie te verduurzamen”, aldus campagneleider klimaat en energie Faiza Oulahsen van Greenpeace.
Vorige week werd bekend dat de onderhandelingen aan de ‘industrietafel’ moeizaam verlopen. Fabrieken willen zich niet in de kaarten laten kijken over hun verduurzaming.
„Zet op korte termijn het meeste geld in op de goedkopere opties voor recycling en elektrificatie”, bepleit John Kerkhoven van Kalavasta op basis van zijn berekeningen. „En investeer voor de lange termijn in elektrolyse om waterstof te produceren.”
Kerkhoven ontwikkelde de afgelopen tien jaar een simulatiemodel voor de Nederlandse energietransitie.
Warmtepompen
Industriële elektrische warmtepompen en elektrische pompen die stoom heter en krachtiger maken (‘stoomrecompressie’) zijn al in 2023 rendabel, blijkt uit het model. Later wordt de investering nog gunstiger vanwege verwachte prijsdalingen.
De industrie moet vanwege het klimaatakkoord in totaal 14 miljoen ton CO2 besparen. Volgens Kerkhoven kan dat bereikt worden met deze en nog enkele andere technische aanpassingen die relatief goedkoop zijn. De doelstellingen voor de industrie kunnen dan voor 23 tot 62 euro per ton CO2 gehaald worden. Dat is volgens zijn model goedkoper dan ondergrondse CO2-opslag (CCS, Carbon Capture and Sequestration).
Directeur Tjeerd Jongsma van het ISPT (Institute for Sustainable Process Technology) zegt ook niet in CO2-opslag te „geloven”. Hij pleit ervoor om nu te investeren in technieken die de industrie in 2050 energie-neutraal maken. „We moeten investeringen naar voren halen.” De Nederlandse industrie is ook al bezig met oplossingen voor de lange termijn, zegt hij.
Akzo Nobel en Air Liquide werken aan een fabriek om chemicaliën uit oud plastic te maken; de hoogovens van Tata en ArcelorMittal (Gent) willen koolmonoxide (een afvalproduct) aan chemische fabriek Dow in Terneuzen leveren. En er zijn plannen voor een publiek-privaat instituut voor grootschalige elektrolyse om waterstof te maken.
CO2-opslag leidt volgens Jongsma vóór 2030 tot de gewenste CO2-besparing, maar is op lange termijn juist ongunstig. Als de industrie op grote schaal CO2 blijft uitstoten, moet er steeds meer in de bodem worden geïnjecteerd.
Hij beaamt dat de aanpassingen die Kerkhoven noemt, financieel al deels uit kunnen. „Stoomrecompressie is een no-brainer.” De terugverdientijd van zo’n installatie is nu vijf of zes jaar. Met zulke installaties zou in de hele Nederlandse industrie al 2,7 tot 4,9 miljoen ton CO2 bespaard kunnen worden, berekende Kerkhoven.
Ook elektrische warmtepompen „rekenen al snel de goede kant op”, aldus Jongsma. De investering is echter nog hoog omdat de installaties niet ‘vanaf de plank’ geleverd worden. „Ze worden ter plaatse gebouwd en in het systeem ingepast.”
Vorig jaar schreef industriekoepel VEMW dat er al veel CO2 bespaard kan worden met innovaties „die we met de juiste ondersteuning per direct (kunnen) uitrollen”. VEMW noemde warmtepompen en stoomrecompressie, maar ook elektrische boilers en netten voor restwarmte.
Directeur Hans Grünfeld van VEMW werpt echter tegen dat sommige van Kalavasta’s meest rendabele opties nog experimenteel zijn, zoals elektrische fornuizen. En staalrecycling is volgens hem „onbruikbaar als vervanging van een hoogovenproces”.
Volgens Grünfeld zijn elektrificatie én CCS „de trekpaarden” van de energietransitie in de industrie. „Op korte termijn hebben we geen andere optie.” Fabrieken waarin CO2 in hoge concentratie vrijkomt, zoals in de staalindustrie, zijn relatief goedkoop. Als CO2 uit rook gezuiverd moet worden, of ver moet worden vervoerd naar bijvoorbeeld een leeg gasveld waar het ingepompt moet worden, wordt het duurder.
Er is echter discussie over de totale kosten van CCS. Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt de kosten op 40 tot 135 euro per ton CO2. Volgens Kalavasta is het 70 tot 250 euro per ton CO2. Dat bureau rekent ook de kosten mee om de CO2 duizenden jaren ondergronds te houden.