Twintig jaar geleden maakte ik voor deze krant een interview met André Szász over de toetreding van Italië tot de euro. De oud-directeur van De Nederlandsche Bank, die nauw betrokken was bij de onderhandelingen over de gemeenschappelijke munt, zag er weinig in: „We bouwen op drijfzand.” Toen ik hem de tekst voorlegde, schrok hij van zijn uitspraken. Na enig aandringen stemde hij toch in met publicatie.
Gelukkig maar, we kunnen namelijk niet volhouden dat de crisis rond Italië als een verrassing komt. Het was volgens Szász onmogelijk een van de zes stichters van de Europese Gemeenschap uit te sluiten: „En dus kwalificeert Italië zich ook, een land waar het tekort in een jaar met grote vindingrijkheid van zeven naar drie procent is gewurgd. Ten minste tweederde van de maatregelen is niet duurzaam. Italië voldoet niet aan de criteria van het verdrag.”
De conflicten die hij voorzag spelen zich nu onder onze neus af: vooral tussen Duitsland en Italië is de sfeer helemaal verzuurd. Het naziverleden speelt op met uitlatingen van politici over het dictatoriale gedrag van Duitsland. In Duitse media worden herinneringen aan de mars op Rome door Mussolini opgerakeld, termen als ‘Italiaanse schooiers’ vielen in een respectabel weekblad.
Dan hebben we het nog niet over de woorden van de Duitse eurocommissaris Günther Oettinger, die opmerkte dat de markten de Italianen wel zouden afleren om op partijen als de Lega en de Vijfsterren te stemmen. Donald Tusk, president van de Europese Raad, haastte zich om de zoveelste fragmentatiebom te demonteren: „Wij zijn er om hen te dienen, niet om hen de les te lezen”, zei hij over de kiezers in Italië.
Toch heeft de eurocommissaris gelijk: de redding van de euro verdraagt niet al te veel democratie. Luuk van Middelaar beschrijft in De nieuwe politiek van Europa hoe Griekenland en Italië onder druk werden gezet in het najaar van 2011: „Hoewel de nieuwe Italiaanse en Griekse regeringen rustten op een parlementaire meerderheid, gaven Brussel, Berlijn en Parijs het signaal af de politieke leiding te willen leggen bij technocraten.” En dus werden oud-eurocommissaris Mario Monti en oud-bestuurslid van de Europese Centrale Bank Lucas Papademos, benoemd tot premier.
De euro is een dwangbuis van eigen makelij, zo bleek deze week opnieuw. De wederzijdse belangen zijn eenvoudigweg te groot om elkaar met rust te laten. Dat Paolo Savona geen minister van financiën mocht worden en nu Europese Zaken doet, is een compromis dat alleen verliezers kent. Ondanks dit offer is duidelijk dat de nieuwe regering zich voorlopig niets aantrekt van alle afspraken over de krankzinnige staatsschuld.
Ik vroeg Szász toen of uit een crisis rond de monetaire unie niet juist initiatieven voor een politieke unie zouden kunnen voortkomen. Hij kende de redenering, maar zei niet te geloven in zo’n risicovolle aanpak: „Ik vraag me af of in zo’n klimaat met grote spanningen en verwijten over en weer, landen bereid zijn hun lot verder aan elkaar te verbinden.”
Twintig jaar later kan de impasse niemand meer ontgaan. Steun door de noordelijke landen is afhankelijk gemaakt van zuidelijke discipline: solidariteit en verantwoordelijkheid worden tegen elkaar uitgespeeld. Het enige dat de boel nog bijeenhoudt is de prijs van een mislukking.
Szász dacht overigens niet dat de euro snel uiteen zou vallen, er was te veel politiek kapitaal geïnvesteerd: „Mijn zorg is niet zozeer die ultieme vorm van mislukken, maar de veel waarschijnlijker vormen van mislukken die daaraan vooraf gaan. Namelijk grote spanningen, verwijten over en weer, de overtuiging in Duitsland dat men erin is geluisd, toenemende frustraties, daar ligt mijn zorg.” Hij voorspelde dat een eurocrisis zou beginnen aan de rand en uiteindelijk in het hart van Europa zou landen.
Ooit bedoeld als symbool van eenwording is de euro een geweldige splijtzwam geworden. De vicepremier van Italië zegt: „Wij zijn geen slaven van Duitsland.” En terwijl de bondskanselier probeert het vuurtje uit te trappen, zet Der Spiegel op het omslag een sliert spaghetti gevlochten als een strop. Het bijschrift luidt: ‘Italië verwoest zichzelf en trekt Europa mee.’
Als kind van Hongaarse migranten had Szász genoeg geschiedenis in zijn botten om de lading van zo’n woordenwisseling te begrijpen. Hij behoorde tot de generatie van Helmut Kohl die de integratie als een antwoord op de oorlog zag: „Ik ben het met die benadering eens, maar dat veronderstelt wel een goed functionerende monetaire unie. Gebeurt dat niet, dan kunnen de spanningen die Kohl met de integratie wilde voorkomen, juist worden uitgelokt.” De bange vermoedens van toen zijn twintig jaar later pijnlijke zekerheden.