In de nationale vergaderzaal stond ineens een nieuwe vlag, groter en hoger dan de vorige. Kranten schreven er gedetailleerd over.
Het materiaal van de eerdere doek was van satinette, las ik, de nieuwe is van polyester. Ja mensen.
Het identiteitsdebat houdt nooit op, maar de gevolgen van alle opwinding zijn telkens hetzelfde: nul.
Zo illustreert de politiek voortdurend haar eigen functieverlies.
Een thema waarover politicologen al jaren bezorgde opstellen schrijven; het plan is dat de staatscommissie-Remkes op 21 juni een tussenrapport met mogelijke oplossingen publiceert.
Maar ik vermoed dat het Westen op dit gebied zo snel in een nieuwe fase belandt dat geen staatscommissie dit nog kan bijbenen.
Neem deze week. Vanuit Nederlands perspectief was de voornaamste politieke gebeurtenis dat Stef Blok in de Veiligheidsraad Rusland kloek aansprak op MH17.
Vanuit Europees perspectief kon je bezorgd vaststellen hoe de Amerikanen een handelsoorlog met de EU begonnen. En de Italianen een regering van eigen volk eerst.
Maar het boeiende was dat die drie gebeurtenissen in de VS publicitair in het niet vielen bij het Amerikaanse hoogtepunt van de week: het bezoek van Kim Kardashian, koningin van de celebritycultuur, aan Donald Trump.
Bekendheid als prestatie: over functieverlies van de politiek gesproken.
Zo bezien leven wij hier, afgezien van dat geleuter over de vlag, in een sprookjesland van democratische gezindheid.
Maar het zorgelijke is wel: wie in Den Haag rondloopt krijgt nooit het idee dat dit wereldje is voorbereid op een Nederlandse celebritypoliticus.
En wie vijf jaar geleden had voorspeld dat in de VS, in de laatste week van mei 2018, dit bezoek, van deze vrouw, aan deze president, het beeld van de week zou zijn, was ogenblikkelijk voor volidioot uitgemaakt.
Dus de vraag die hier onder ligt is: denkt de Haagse politiek genoeg na over de gevolgen van haar eigen functieverlies?
Het Centraal Planbureau (CPB) publiceert deze zaterdag een klein maar prachtig inkijkje in de totstandkoming van Hollands regeringsbeleid.
Het gaat over de Haagse routine om beleidsideeën op hun financiële effecten te laten doorrekenen door het CPB. Een gewoonte die discipline in beleidsdebatten brengt. Politici kunnen niet zomaar iets roepen: als het CPB geen gunstige effecten aan een plan toekent, wordt het zelden ingevoerd.
Een bekende uitzondering is de afschaffing van de dividendbelasting – Rutte heeft er al een half jaar last van.
Die nieuwe CPB-notitie schetst het grote geheel. Er blijkt uit dat het Planbureau 75 procent van de 1.165 voorgenomen maatregelen van Rutte III al had doorgerekend voordat ze in het regeerakkoord terechtkwamen.
Dus: driekwart van de Kamerdebatten over kabinetsplannen worden alleen gevoerd omdat het CPB ze eerder doorrekende met gunstig resultaat volgens betrokken partijen.
Ik sprak even met CPB-directeur Laura van Geest, gewaardeerd in de Haagse binnenwereld.
Zij ziet haar werk als dienstverlening. „Wij leveren basismateriaal”, zei ze. „Daarna beslist de politiek, zoals het hoort.”
Vanuit haar perspectief logisch, maar je kunt er kanttekeningen bij plaatsen. Zo stuurde Financiën 4 april vorig jaar, twee weken na de verkiezingen, 500 pagina’s mogelijke beleidsmaatregelen naar de Kamer.
Een lijst waaruit fracties in de formatie geregeld putten.
Maar: zou zo’n voorselectie geen politiek werk moeten zijn? Er wordt veel geklaagd over dalend vertrouwen in de politiek, en gebrekkige verschillen tussen partijen.
Het is vaak overdreven. Maar niet in één opzicht: het vertrouwen in partijen, en dus in partijpolitici, daalt al jaren ernstig.
De meeste partijen zijn nu sterfhuizen: minder leden, minder inkomsten, minder aanzien. Uitgerekend zij zouden zich kunnen herstellen met de denktankfunctie die nu in handen is van ambtenaren.
Want als we ons zorgen moeten maken over het functieverlies van de politiek, dan is het wel eigenaardig – zo niet belachelijk – dat partijen dit invloedrijke voorwerk aan bureaucraten overlaten.
Het gaat verder. Donderdag sprak ik de lobbyist Jaap Jelle Feenstra, hij was dinsdag afgetreden als voorzitter van de beroepsvereniging voor lobbyisten, de BVPA.
Er komen om twee redenen meer lobbyisten, zei hij. Politieke versplintering maakt lobbyen arbeidsintensiever. Gemeenten en provincies hebben de gêne afgeworpen en lobbyen voortaan schaamteloos voor zichzelf.
Zo komt het functieverlies van de politiek nu van twee kanten: ambtenaren én lobbyisten die politici beconcurreren bij de voorselectie van politieke ideeën.
Feenstra, lobbyist van het Havenbedrijf Rotterdam, vertelde me over een presentatie die hij gaf over zijn lobbywerk inzake het regeerakkoord van Rutte III: anderhalf jaar gerichte inspanning op Haagse spelers.
Het resulteerde erin dat het Havenbedrijf de acht (!) beleidsideeën die het propageerde allemaal in het regeerakkoord terugvond.
Dit ging, zei Feenstra, onder meer om subsidie voor ondergrondse CO2-opslag; de verlaging van de spoortarieven voor goederenvervoer; en een fiscale tegemoetkoming voor zeehavens.
Hij had contact met tien ambtenaren, vijf bewindslieden en twintig Kamerleden, zei hij. In zijn presentatie zaten foto’s van zijn politieke contacten – Pechtold, Samsom, Dijksma, talloze politici van onder meer CDA en VVD.
Ook regelde hij dat andere lobby’s, zoals VNO-NCW en agrarische importbedrijven, zijn punten opnamen in hun politieke contacten.
„Zo bracht ik”, zei hij, „het verhaal van het Havenbedrijf over 35 sporen naar de politiek, voordat de formatie begon.”
Ik vroeg een kopie van zijn presentatie. Die gaf hij. „Ik ben voor transparantie, met geheimzinnigheid creëer je argwaan.”
In zijn ogen was dat de fout van Unilever en VNO-NCW inzake de dividendbelasting. Zij gaven pas openheid toen Rutte gedwongen werd. „Dan ben je te laat.”
Feenstra was eerder zelf doelwit van kritiek. Als PvdA-Kamerlid (twaalf jaar) tot 2002 steunde hij actief aanleg van de Betuweroute, waarvoor het Havenbedrijf intensief lobbyde.
Hij was nog niet uit de Kamer of ging bij hetzelfde Havenbedrijf werken: de beruchte draaideur.
Vermoeiende discussie, vindt hij. Hij zou, zei hij, nooit belangen vermengen. „Het is volmaakt logisch dat mensen uit de politiek overstappen naar een veld waarmee ze affiniteit hebben en verstand van hebben.”
Dit laatste leek me extra interessant: nu politieke partijen zoveel moeite hebben de eigen rol waar te maken, en zich gedwongen weten al die kletskoekdiscussies over identiteit te voeren, waarom doen zij dan niet zelf meer aan het vasthouden van deskundigheid - en het agenderen van nieuwe onderwerpen?
Politici die inhoudelijk niets voorstellen, politici zonder ideeën die enkel verkiesbaar zijn om een functie bemachtigen, zijn precies de politici die de Trumps van deze wereld creëren: als het toch nergens omgaat, kan de kiezer net zo goed een bekendheid kiezen.
Dus de huidige partijen en hun politici zullen alleen overleven wanneer zij, als denktanks, de ontwikkeling van politieke ideeën terugveroveren op ambtenaren en marktpartijen.
Als zij laten zien dat het ze primair om de macht van het idee gaat. Niet om het idee van macht.
Correctie (4-6-2018): In een eerdere versie stond dat de staatscommissie-Remkes volgende week een tussenrapportage uitbrengt. Die staat echter gepland voor 21 juni. Het artikel is inmiddels aangepast.