Bij Sandra Bloos staat de deur altijd open, zodat ze de intercom hoort: ‘Sandra naar het rechter-zijpodium! Spoed!’ Dan pakt ze snel wat veiligheidsspelden, en naald en draad, en haast zich ernaartoe. Bij een jurk van een van de vrouwensolisten, haar verantwoordelijkheid, is kennelijk wat losgegaan. Of misschien zelfs gescheurd.
Nu is het rustig, het is een uur of drie in de middag. En het is atelierdag: vanavond geen opera, morgen pas weer. Aan de muur boven de tafel hangt een groot vel papier, de kostuumlijst. Sandra Bloos: „Mijn werk is ervoor te zorgen dat iedereen op het juiste moment het juiste aan heeft, met de juiste accessoires. Daar is die kostuumlijst voor. Er staat precies op wie wat wanneer draagt. Bijvoorbeeld in de eerste acte: een jurk en gouden oorbelletjes, het bovenste knoopje dicht. In de tweede acte: dezelfde jurk, maar met drie knoopjes open. En dezelfde oorbellen, maar met een andere armband en andere schoenen.”
Het klinkt misschien eenvoudig, maar het is altijd hectisch: „Soms moet je alleen details veranderen, maar vaak is het een hele kostuumwissel. Of een snelverkleding midden in de acte.”
Er zijn in totaal vier kleders: voor het herenkoor, het vrouwenkoor, de herensolisten en de vrouwensolisten. Solisten hebben een eigen kleedkamer. „Als er ’s avonds een opera is, begint mijn werkdag met kostuums klaarhangen, in de volgorde van wanneer ze worden gedragen. Voor deze opera zit er één snelverkleding bij, die zet ik klaar op het toneel. Er staan twee minuten voor, maar ik heb ook weleens snelverkledingen van een halve minuut.” Dan moet ze rustig blijven. „Voor deze snelverkleding heb ik afgesproken: ik leg de jurk neer, het enige wat jij hoeft te doen is erin stappen. Dan trek ik hem op en sluit de haakjes en de oogjes op haar rug, terwijl iemand anders het haar doet, want dat moet in die twee minuten ook nog veranderd.”
Bloos is van huis uit docent handvaardigheid en textiele werkvormen. Ze werkte ook jarenlang in het toerisme. Toevallig kwam ze bij de Nationale Opera terecht: „Mijn buurmeisje was kleder en had contact met de kleder hier, die haar vertelde dat ze voor een bepaalde voorstelling een extra kracht nodig had.”
Dat is nu acht jaar geleden. Dit werk is veeleisender dan alles wat ze hiervoor deed. De eerste kleder is de laatste die solisten zien voordat ze het podium opgaan. „Ze zijn aan het inzingen terwijl ik ze een kostuum aantrek, dan worden ze dus al de persoon die ze op het toneel zijn. Vaak zijn ze gespannen, een opera van vier uur zingen is niet niks. En dat reageren ze weleens af, daar moet je een beetje mee weten te dealen. Maar dat vind ik geen probleem.”
Wanneer de opera is afgelopen, is haar werk dat nog niet: ze zorgt ook voor het onderhoud van de kostuums. „Na de voorstelling gaan we opruimen. Er zit was tussen, zoals sokken en broeken. Die was doe je de volgende dag. Maar de kostuums van de solisten kun je meestal niet wassen, die zijn vaak van zijde. We spuiten ze in met wodka die we in plantenspuiten doen, dan gaat de geur weg. Dat werkt alleen op nat zweet, dus dat moet je meteen doen. Ook de tutu’s spuiten we zo in. Vlekken van make-up probeer je met wasbenzine of groene zeep weg te halen. Ik weet hoeveel werk er in het maken van de kostuums zit. Ik zou het niet kunnen verdragen als ik een vlek er niet uit zou krijgen.”