‘Ongelooflijk dat zulke aardige mensen zoveel regels hebben’

Syriërs in Nederland Drie jaar geleden zaten ze in de crisisopvang. Nu hebben de Syriërs die NRC destijds volgde een huis en spreken ze Nederlands. Maar ze willen ook iets dóen.

Syrische vluchtelingen in Bussum.
Syrische vluchtelingen in Bussum. Foto Olivier Middendorp

De woonkamer van Khaled Salhani past zo in de showroom van een meubelwinkel. Donkere bank, strak gelakte kastjes, grijsblauw geverfde muren, laminaat zonder krassen. Salhani is tevreden met dit appartement in Hilversum. Maar wat ontbreekt zijn persoonlijke spullen. Hier geen theepotje van oma, geen boeken, geen foto’s.

Zo is het ook in de pas geschilderde woning van Murhaf Hammod en zijn gezin, in Bussum. En in het huis waar Larmy Khalefeh woont met haar ouders en broers in Hilversum.

Ze kwamen allemaal in 2015 uit Syrië naar Nederland. Behalve de kleren aan hun lijf hadden ze niets.

Vrijdag verscheen het rapport Syriërs in Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarin staat hoe het gaat met de 44.000 Syriërs die tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2016 naar Nederland kwamen. Nog niet heel goed: de meesten van hen zitten nog in de bijstand, 40 procent heeft psychische klachten, vanwege de oorlog en traumatische reis. Tegelijkertijd voelen ze zich wel veilig en thuis in Nederland. Met de Syrische kinderen gaat het volgens de ouders prima.

NRC volgde eerder een groep vluchtelingen die in de zomer en herfst van 2015 naar Nederland kwam, in Het Gooi werd ondergebracht en – zo ging het toen – van crisisopvang naar noodopvang zeulde. Ze kwamen terecht in een asielzoekerscentrum in Crailo, een voormalig defensieterrein tussen Bussum, Hilversum en Laren.

Het SCP-rapport is de aanleiding om een aantal van hen opnieuw op te zoeken: Khaled Salhani (32), Murhaf Hammod (35), zijn vrouw Heba (34) en zoon Atallah (11). En Larmy Khalefeh (24) en haar ouders en broers. Hoe kijken ze terug op de afgelopen drie jaar? Hoe vinden ze het hier? Studeren ze, hebben ze werk?

Lees ook: Een serie artikelen over de komst van Syrische vluchtelingen naar Crailo in Hilversum in 2015 en hoe het verder ging

Wat meteen opvalt: de meeste gesprekken zijn nu in het Nederlands, al is het soms zoeken naar het juiste woord. Een goede score: bijna 40 procent van de 3.200 ondervraagden uit het SCP-onderzoek heeft moeite met het spreken van Nederlands.

Zo gaat dat in Nederland

Ook op een ander punt wijken deze Syriërs af van het gemiddelde. Ze zijn relatief hoogopgeleid; van de ondervraagde Syriërs is dat een op de vijf. Khaled Salhani, Murhaf Hammod en zijn vrouw Heba hebben een hogeronderwijsdiploma. Larmy Khalefeh studeerde twee jaar Engelse literatuur. Die jaren zijn nu waardeloos zonder diploma, zegt ze. Ze wil na haar inburgeringsexamen tandtechniek studeren op mbo-niveau. „Ik hou van priegelwerk”, zegt ze. „En van mooie tanden.”

Ze hadden verwacht na tweeënhalf jaar allang aan het werk te zijn in Nederland, maar leven van een uitkering. Net als 90 procent van de Syriërs. De rest heeft een parttime baantje. Wat ze doen? Murhaf Hammod, licht cynisch: „Niets.”

Hammod, opgeleid als ict’er, wil graag werken, maar hij moet Nederlands leren: de inburgering is verplicht. „Zo gaat dat in Nederland.” Zijn vrouw Heba, acht maanden zwanger, knikt: „De taal leren is belangrijk, maar dat kan ook náást werk.” Hammod zou zich graag laten bijscholen in de ict, door de oorlog heeft hij jarenlang zijn vak niet kunnen bijhouden. Maar zo’n cursus is niet te betalen van een uitkering.

Larmy Khalefeh wijst op de snelle integratie van haar jongste broer, nu 18. Hij kwam in de herfst van 2016 samen met zijn moeder en zijn oudere broer vanuit Turkije naar Nederland, een jaar na Larmy Khalefeh en haar vader. Omdat hij toen minderjarig was, ging hij vijf dagen per week naar school: taalles én een opleiding tot loodgieter. Nu spreekt hij het beste Nederlands van het gezin.

Vluchtelingen willen niet een paar uur taalles per week en verder op de bank zitten. Ze willen aan de slag, zegt Khaled Salhani. Als Nederlanders niet óver vluchtelingen zou beslissen, maar mét hen zouden overleggen, dan zouden ze dat horen.

Er zijn te veel regels en procedures, vindt Murhaf Hammod. Hij krijgt onmogelijke eisen: hij moet bijvoorbeeld een document ‘opvragen’ in Syrië. Hammod: „De ambtenaar weet dat het niet kan in een oorlogsgebied. Maar het zijn nu eenmaal de regels.” Zijn vrouw Heba: „Ik vind het echt ongelooflijk dat zulke aardige mensen zoveel regels hebben.”

Khaled Salhani vond het tempo van de inburgeringslessen te traag. Hij is in Syrië opgeleid als grafisch ontwerper. Hij verruilde de inburgeringscursus in Hilversum voor Nederlandse les aan de Vrije Universiteit. Daarnaast volgt hij een cursus om ondernemer te worden, speciaal voor vluchtelingen: hij wil een restaurant beginnen. „Ik ben tevreden in Nederland”, zegt Salhani. „Maar ik kan pas zeggen dat ik me écht thuis voel als ik m’n eigen geld verdien.”

De Gooise Syriërs voelen zich welkom in Nederland. We worden nooit gediscrimineerd, zegt Murhaf Hammod. Atallah kreeg één keer op school iets onaardigs te horen over Syriërs. „Die jongen heeft daarna sorry gezegd.”

Ze wilden daarom ook graag in Het Gooi blijven. Ze kenden hier immers de weg naar de Lidl, de markt, de bibliotheek. En ze hadden vrienden gemaakt, een band met de vrijwilligers.

Ik ben tevreden in Nederland. Maar ik kan pas zeggen dat ik me écht thuis voel als ik m’n eigen geld verdien

Uit het SCP-rapport blijkt dat 61 procent tenminste wekelijks contact heeft met Nederlandse vrienden en kennissen. Larmy Khalefeh vindt vriendschap sluiten lastig. „Als je op straat de weg vraagt, is iedereen behulpzaam. Ze lopen soms zelfs met je mee. Maar dat contact is vluchtig.” Serieuze gesprekken met Nederlanders heeft ze alleen met haar Nederlandse docent en haar taalcoach.

Heba en Murhaf Hammod ontmoeten veel Nederlanders. Een reden daarvoor zit naast hen op de bank: Atallah, hun zoon. Hij spreekt accentloos Nederlands, zit in groep 7, voetbalt („volgend jaar bij de C’tjes”) en heeft zijn zwemdiploma A al gehaald. Voor B is hij bezig.

Terug naar Syrië wil hij niet meer. „Nou ja, wel als vakantie”, zegt hij snel als hij zijn ouders sip ziet kijken. Onlangs gaf hij een spreekbeurt op school over Syrië. Hij deelde er Syrische hapjes bij uit. „Iedereen vond het lekker”, zegt Atallah. Hij kreeg een 9,5.

Lees ook over de uitkomst van een SCP-rapport: Syrische vluchtelingen voelen zich hier thuis, maar zijn niet gelukkig

Aan Syrië denkt hij vooral als iemand hem ernaar vraagt. Het angstige gevoel dat hij had toen hij net in Nederland was, is weg.

Ook Murhaf Hammod heeft geen nachtmerries meer. Maar hij maakt zich wel grote zorgen om zijn vader en zusje, die achterbleven in Deir es-Zor, een stad in het oosten van Syrië waar weinig meer van over is.

Larmy vond de reis vreselijk. Zij en haar vader sliepen in een bushokje en leefden dagenlang op water en een hand dadels. En dan die bloedstollende overtocht per boot.

Trauma’s heeft ze niet. Wel mist ze haar land, haar huis, haar vriendinnen, vooral de sfeer. Maar haar leven is nu hier. Ze vindt het jammer dat ze niets mee kon nemen als herinnering. Voordat ze op de boot stapte, propte ze stiekem een broek en shirt onder haar zwemvest. Bagage staan de smokkelaars niet toe.

Ik had een mobiel vol foto’s en filmpjes, zegt Murhaf Hammod. Zijn vrouw had een geheugenkaartje met extra foto’s en documenten. Maar ze werden gestolen door Griekse militairen, inclusief het spaargeld. Heba: „Onze herinneringen bleven achter in Griekenland.” Ze gaan in Nederland nieuwe maken.