Het decoratelier heeft wel iets weg van een hippe kunstgalerie: een ratjetoe aan objecten in een grote, industriële hal. Aan de wand hangt een metershoge gele schildering met afbeeldingen van mensen en dieren. Het is een scène die doet denken aan een Griekse tragedie. Verderop staat iets wat lijkt op een houtgesneden beeld van een engel. „Die is gemaakt van piepschuim”, zegt Denis Klijnsma, hoofd van de schilder- en decoratieafdeling, een van de weinige afdelingen die niet is ondergebracht in het muziektheater aan de Amstel, maar is gehuisvest in het decoratelier in Amsterdam-Zuidoost.
We lopen verder, langs het toneeldoek van een nieuwe opera: Les contes d’Hoffmann. De enorme lap stof op de vloer moet het uiterlijk krijgen van een verweerde houten vloer vol groeven en nerven. „We gebruiken vies water om de schildering van de planken er ouder uit te laten zien. Voor zo’n klus zijn we al snel met een paar mensen een paar weken fulltime aan het schilderen”, zegt hij.
Denis Klijnsma werkt al meer dan dertig jaar bij het decoratelier. „Als 17-jarig jochie kwam ik van de lagere technische school en had geen idee waar ik zou kunnen werken. Samen met mijn vader ben ik alle schildersbedrijven in de telefoongids afgegaan. Via een kennis kwam ik in contact met mensen hier, ik ben met mijn schildersmapje onder de arm naar binnen gestapt. Ze hebben me in huis het vak geleerd. Het schilderen is hier nog ambachtelijk. Je staat letterlijk bovenop het toneeldoek te werken; een oppervlakte van 22 bij 16 meter.”
Als hoofd van de decoratieafdeling stuurt hij zeven mensen aan. „Hier in het atelier wordt het complete decor van een voorstelling gemaakt, voornamelijk van opera. De ontwerpers maken een plan en bouwen een maquette. Als de constructieafdeling vervolgens de ruwe omlijsting heeft gemaakt, mogen wij aan de slag met de afwerking en de decoratie. We werken veel met houten panelen, maar ook met katoenen doeken.”
De ontwerper heeft precies in zijn hoofd hoe het decor eruit moet zien. „En dan is het aan ons om de vertaalslag te maken, van ontwerp naar bouwwerk. Geen makkelijke opdracht, want de tekeningen die we krijgen, moeten we vertalen naar het toneeloppervlak. Het is een constante zoektocht naar inventieve oplossingen. Misschien heeft de ontwerper bedacht dat de muren van beton zijn. Dan hebben we daar een speciale pasta voor die we op de houten panelen smeren. Of moeten de muren glimmen, dan doen we er een lakje overheen. De mogelijkheden zijn eindeloos. Dit pak cornflakes is van schuimrubber. Net echt, toch? De ontwerper had een specifiek merk cornflakes in gedachten, die verpakking hebben we erop laten printen. Het kan ook een stuk groter. Bomen op het podium? Geen probleem. Dan schakelen we onze piepschuimkunstenaar in.
Dat is misschien wel het best bewaarde geheim van de decorbouw: piepschuim. „We hebben iemand die er zijn specialisme van heeft gemaakt. Je kunt het zo gek niet bedenken of hij maakt het. Boomstammen, decorstenen en dus ook het engelbeeld dat je net zag.”
Ook decorbouw is onderhevig aan modetrends. „Soms lijkt het alsof ontwerpers van elkaar afkijken. Dan komt de betonlook bij meerdere opera’s terug. En echt hout, daar zijn ze nu gek op. ”
Het gaat in het decoratelier overigens niet alleen om de buitenkant. „Je moet bijvoorbeeld ook rekening houden met de brandveiligheid van de materialen die je gebruikt. Of met het geluid. We hadden laatst een vuilnisbelt gemaakt met – heel logisch – vuilniszakken. Alleen bleken die nogal te knisperen als er mensen overheen liepen. Dat soort afleiding kun je niet gebruiken tijdens een voorstelling, dus hebben we nieuwe vuilniszakken gemaakt, deze keer van stof.”
Af en toe zit hij zelf in de zaal om een voorstelling te zien. „Maar niet meer zo vaak als vroeger. Een opera van vier uur vind ik echt te lang duren. Daarnaast kijk ik op een andere manier. Als ik ergens een naad of een andere misser zie, kan ik daar flink van balen. Maar als het doek openzwaait en de zaal óóóh roept, dan is mijn missie geslaagd.”