In Zwitserland bestaat vrijheid van godsdienst, maar je mag er géén minaretten bouwen. Beide bepalingen staan in de Grondwet; de tweede sinds de bevolking er in 2009 een zelf geïnitieerd referendum over hield. Een beetje tegenstrijdig, die twee Grondwetsartikelen. Maar dat krijg je, als je de bevolking de mogelijkheid geeft bindende referenda te organiseren. Dan kan er wel eens iets tussendoor glippen dat ingaat tegen de rechtsstaat.
Yascha Mounk (München, 1982), docent politieke wetenschappen aan Harvard, noemt het voorbeeld in zijn nieuwe boek The People vs. Democracy omdat het zo mooi illustreert dat ‘de liberale democratie’ geen ondeelbare eenheid is. Onder democratie verstaat Mounk simpelweg ‘het in beleid vertalen van de publieke opinie’, terwijl het liberalisme de rechten van het individu beschermt (vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, et cetera). Soms zijn die twee met elkaar in strijd.
Doordat een groot deel van de bevolking nooit iets anders heeft meegemaakt dan de liberale democratie, lijkt de staatsvorm zo onvermijdelijk als de seizoenen. Toch kan ook onze liberale democratie desintegreren, schrijft Mounk. Sterker nog, dat proces is al gaande.
Die desintegratie leidt tot twee tegenpolen: illiberale democratie en ondemocratisch liberalisme. Dat eerste zien we in landen als Turkije, waar de door de meerderheid gekozen regering verschillende minderheden hun vrijheden afneemt. Het tweede zien we daar waar technocratische elites zich netjes aan de rechtsstaat houden, daarbij de stemming van het volk (deels) negerend.
Het leuke aan deze analyse is dat zo’n beetje elk politiek verschijnsel erin past. De schendingen van de rechtsstaat in Hongarije, Turkije, Polen, India en Venezuela worden besproken in het hoofdstuk over de illiberale democratie. Ook Trump past in dit hoofdstuk: Mounk wijst op zijn dédain voor media en rechters en zijn tirades tegen minderheden.
Kloof
In het hoofdstuk over het ondemocratisch liberalisme belanden vervolgens de verschijnselen waartegen de Trumps en Orbáns juist ageren: vrijhandelsverdragen, gerechtshoven, supranationale organen. Denk aan de EU, waar de rechten van individuen goed zijn beschermd, maar waar de bevolking over bijvoorbeeld de komst van de euro niets te zeggen heeft gehad. Ook op andere manieren wordt de politiek minder responsief, schrijft Mounk. Hij noemt de rol van geld in campagnes, de macht van lobbyisten en de kloof tussen burgers en de politieke kaste.
Het gevolg is dat de steun voor de liberale democratie afneemt. Met loeiende sirenes presenteert hij de cijfers: minder dan een derde van de Amerikaanse millennials vindt het essentieel om in een democratie te leven. Een op de zes Amerikanen geeft de voorkeur aan een militair regime. In Frankrijk en Engeland verlangt de helft van de mensen naar een sterke leider. Het zijn cijfers die afgelopen december al opzien baarden: Mounk en zijn collega Stefan Foa publiceerden er toen een paper over. De media namen het nieuws direct over.
Collega-politicologen waren kritisch. Mounk en Foa hadden alleen de extreme antwoorden geteld: voor de vraag of het essentieel is om te leven in een democratie gebruikt de World Values Survey, waaruit ze hun data haalden, een schaal van 1 tot 10. Mounk en Foa telden alleen de tienen. Daar komt nog bij dat het vertrouwen in de democratie en de zittende macht per land nogal verschilt. In Nederland is dat vertrouwen juist relatief hoog.
Ook de term ‘illiberale democratie’ kwam Mounk op kritiek te staan. Politicoloog Jan-Werner Müller schrijft in een tamelijk agressieve recensie dat de democratie zonder het liberale element (eerlijke verkiezingen, een vrije pers, bescherming van het individu) helemaal niet kan bestaan. Dat is natuurlijk waar, maar Mounk erkent zelf ook dat een illiberale democratie geen houdbaar systeem is: zonder al die liberale waarborgen ontaardt die al snel in een autocratie. Hij gebruikt de term democratie omdat het volgens hem onverstandig is om te negeren dat populisten wel degelijk veel democratische energie losmaken: juist dat is de manier waarop ze aan de macht komen.
In het tweede deel van het boek, over de oorzaken van de vertrouwenscrisis, laat Mounk opnieuw zien dat hij van de grote greep houdt. Hij behandelt drie verschijnselen: de opkomst van sociale media, de groeiende ongelijkheid en de in de afgelopen halve eeuw sterk toegenomen immigratie. De discussie ‘identiteit of economie’ is volgens hem onzinnig: beide factoren spelen een rol, en ze versterken elkaar. Wanneer het besteedbaar inkomen al decennia niet groeit, moet je niet gek opkijken als mensen de koek niet willen delen met vreemden, aldus Mounk.
Bijzonder origineel is dit inzicht niet, maar Mounk onderbouwt alles uitgebreid. Met name het economische deel is overtuigend en dat is ook waar Mounks achtergrond ligt: hij promoveerde vorig jaar op de steeds strengere toegangseisen tot sociale zekerheid.
Optimisme
Boeken over de ondergang van de liberale democratie hebben de neiging te eindigen in mineur, maar de optimistische Mounk komt in het laatste deel zowaar met oplossingen. Het opkomende nationalisme moet worden bestreden met ‘inclusief patriottisme’; daarnaast moet het een optie zijn om immigratie in te perken.
Voor het bestrijden van de economische onzekerheid rukt Mounk een hele trukendoos open: we moeten belastingontwijking aanpakken, zorgen voor betaalbare huisvesting, investeren in onderzoek, de verzorgingsstaat hervormen, en zorgen voor zinvol werk. Last but not least moet de liberale democratie meer aan zelfpromotie doen. We worden niet geboren als liberale democraten, dus burgerschapsonderwijs is essentieel.
Wat opvalt aan deze remedies is dat ze minder neutraal zijn dan Mounk ze wil laten lijken. Hij presenteert zich als een onpartijdige democratie-redder, maar blijkt toch een soort Lodewijk Asscher in het lichaam van een Duits-Amerikaanse politicoloog. Bovendien valt op dat de remedies vooral zijn gericht op het wegnemen van steun voor de illiberale democratie. Voor het bestaan van ondemocratisch liberalisme heeft Mounk minder oplossingen. Kennelijk heeft hij toch meer sympathie voor het ondemocratisch liberalisme (een noodzakelijk kwaad) dan voor illiberale democratie (hét Kwaad).
Mounk poseert als de koning der redelijkheid. Hij bespreekt telkens de argumenten van verschillende kampen, om te concluderen dat de waarheid in het midden ligt. Qua opbouw en stijl doet zijn boek denken aan een gemiddelde Duitse stad: niet meeslepend mooi, wel lekker functioneel ingericht. In het kolkende publieke debat is dat wel eens prettig, maar het heeft ook iets gezapigs. En dat terwijl Mounks missie allerminst gezapig is: voor hem staat onze democratie op het spel, het mooiste stelsel dat we ooit hebben gehad.