De negentiende etappe van de Giro d’Italia werd een heldhaftig epos dat in het huidige wielrennen in geen jaren meer vertoond is, met de beste wielrenner van zijn generatie in een glanzende hoofdrol. De rit deed denken aan de wielersport van de jaren zeventig, toen nog niet door financiële belangen gedicteerd, met een meeslepend gevecht van man tegen man en één renner die er bovenuit stak. Op de finish werden vergelijking getrokken met grootheden uit vervlogen tijden. Er was wielerhistorie geschreven.
Chris Froome reed vrijdag een solo van tachtig kilometer over drie Italiaanse Alpenreuzen – een duizelingwekkende inspanning van meer dan 2,5 uur – nadat hij had aangevallen op het zwaarste stuk in drie weken wedstrijd, op de Colle delle Finestre, een geitenpad van loodgrijs grind dat tussen besneeuwde wanden leidde naar waar de lucht de minste zuurstof bevatte, zowat op 2.200 meter boven zeeniveau. Hij klom sneller, daalde beter, en was ook op het vlakke beter dan iedereen. „Ik heb zoiets nog nooit gedaan”, zei hij na de finish.
Het voorstellingsvermogen te boven
De Brit leverde een sportieve prestatie die welbeschouwd het voorstellingsvermogen te boven gaat, fysiek bezien, maar ook mentaal. Een prestatie met eeuwigheidswaarde, waar nog wel even op zal worden teruggegrepen. Want wie haalt het in zijn hoofd om in de zwaarste week van een grote ronde de koninginnenrit uit te kiezen om er zo ver van het einde alleen vandoor te gaan?
Maar hij moest wel, wilde hij nog kans maken op de eindzege. Voor het eerst in jaren ging hij in een grote ronde niet aan de leiding, en moest hij aanvallen in plaats van verdedigen. Volgens Sky-baas Dave Brailsford had het een bevrijdende werking gehad: rijden met niets te verliezen, „rauw racen”, zoals Froome het graag heeft.
Hij begon vrijdagochtend als de nummer vier van het klassement, op drie minuten van de roze trui, eigenlijk in geslagen positie. Maar zijn tegenstanders waarschuwden al dagen: vlak Froome nooit uit. Simon Yates had het geroepen, en ook Tom Dumoulin. Bij zijn ploeg zeiden ze: als er iemand terug kan komen, dan ‘Froomey’.
Zijn Giro begon beroerd; bij de verkenning van de tijdrit in Jeruzalem ging hij al onderuit. Hij beschadigde knie en heup veel meer dan hij liet blijken, vertelde zijn Franse ploegleider Nicolas Portal. Nadien viel hij nog twee keer, zelfs in een klim. Het leek erop dat hij mentaal te lijden had door de salbutamolaffaire die nog steeds boven zijn hoofd hangt. Wacht hem een schorsing vanwege een te hoge concentratie van het astmamedicijn, gemeten in de laatste Vuelta? Niemand die het voorspellen kan. Maar lekker zal het hem niet zitten.
Froome verloor tijd in de rit naar de Etna, en ook naar Osimo, toen hij achterin het peloton verkeerd gepositioneerd zat. Allemaal tekenen van zwakte, maar opgeven is niks voor hem. Terecht, bleek vorig weekend, toen hij ineens won op de Monte Zoncolan. Froome was terug, dacht iedereen. Maar een dag later moest hij de tol betalen. Hij presteerde te grillig, zo besefte hij: „We moeten realistisch zijn”, zei hij op de tweede rustdag. „Drie minuten is eigenlijk te veel.”
Dat bleek dus wel mee te vallen. De etappe van donderdag was met de kennis van nu een aankondiging van wat komen ging. Froome viel aan en stond voor de tweede keer op. De rozetruidrager wankelde ervan. Die avond riep Froome zijn voltallige ploeg bijeen, voor een plan van alles of niets.
Yates door het ijs
Op de Finestre werd dat ten uitvoering gebracht. De Fransman Kenny Elissonde, reed ziedend omhoog tot hij niet meer kon. Er kon een handvol renners volgen, daarbij ook Dumoulin. Yates zakte door het ijs. Op Finestre verloor hij een kwartier, en uiteindelijk ruim een half uur.
Waar asfalt overging in grind, versnelde Froome nog eens. Dit keer kon niemand hem bijhouden. Met doodsverachting gooide hij zich in het dal naar Pragelato. Op de vlakke stukken boog hij zich over zijn stuur als in een tijdrit. In de laatste tachtig kilometer stonden op dertien punten mensen van Sky opgesteld om hun kopman van voedsel te voorzien. Zo precies was alles uitgekiend, en volgens Froome „tot in perfectie” uitgevoerd. Zijn krachttoer draaide om „fueling up”. Daardoor verzwakte hij nergens. Het zal ook aan zijn monstertrainingen hebben gelegen, bijvoorbeeld die van 270 kilometer rond Johannesburg, in januari.
Achter Froome werkten ze maar moeilijk samen – Richard Carapaz, Thibaut Pinot, Miguel Angel Lopez, en Tom Dumoulin. De titelverdediger sleurde kilometers op kop, maar kreeg het gat nooit dicht. Op de finish was het verschil meer dan drie minuten. „Ik reed goed, maar Froome was veel sterker”, zei de nummer twee in het klassement. In de laatste bergrit van zaterdag moet hij 40 seconden goed maken. „Eerst is het de ene Brit die beter is, en nu die andere. Ik had de benen niet om te volgen. Het wordt heel moeilijk.” Hij weet ook dat Team Sky in winnende positie haast onklopbaar is.
Froome maakte een van de meest indrukwekkende comebacks in de wielersport, onder de vlag van een team dat meer dan eens in verband werd gebracht met praktijken die tegen de grens van het toelaatbare aan schuren. Daarmee geconfronteerd zuchtte hij op de persconferentie eens diep. „Er zal altijd wel iets over mij geroepen worden, of ik nu voor- of achteraan rijd. Binnenkort zal duidelijk worden dat ik niets verkeerd heb gedaan.” Ook Dave Brailsford was stellig: „Deze uitslag blijft staan, 100 procent zeker”.