Een halfuur nadat de 88 vwo’ers van het Dominicus College in Nijmegen met hun examen Nederlands zijn begonnen, trekt een surveillant in een lokaal daarboven nóg een geseald pakket examens open. Hij spreekt de twaalf aanwezigen toe. „Als je naar de wc moet: steek je hand op, dan loopt er iemand met je mee. Geen tas bij je stoel, vanaf één uur na de start mag je weg.”
In de klas zitten geen leerlingen, maar experts. Hans Bennis bijvoorbeeld, algemeen secretaris van de Taalunie. Aafke Romeijn, Neerlandicus, schrijver en zangeres. Mathijs Sanders, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Groningen. Ook aanwezig: Gijsbert de Keizer, docent Nederlands uit Maastricht die vorig jaar een veelgelezen opiniestuk schreef in deze krant na een recordaantal klachten bij scholierenorganisatie LAKS over het vwo-examen Nederlands. De kop: ‘Beste examenleerlingen, zeg mij na: ik kan het gewoon niet’.
De examenzitting van deze vrijdag is een initiatief van Marc van Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Een aantal van zijn studenten is ook meegekomen. In 2013 stuurde hij met andere hoogleraren een brandbrief aan de Tweede Kamer over het in hun ogen ondermaatse niveau van het eindexamen Nederlands. Sindsdien houdt hij het examen nauwlettend in de gaten.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/web-1905zatbin_hans-bennis.jpg.jpg|//images.nrc.nl/lOIAoyLoezcBBlbgtnX8e_cE54g=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/web-1905zatbin_hans-bennis.jpg.jpg)
Hans Bennis van de Taalunie. Merlin Dalemand
In opperste concentratie wordt er gewerkt, vrijwel iedereen heeft minstens twee uur nodig. Het examen bestaat uit tekstverklaringsvragen over opiniestukken en columns. Daarna naar de lerarenkamer, voor een discussie, nootjes en drank. „Dit heeft niks met Nederlands te maken”, zegt Bennis van de Taalunie. „Ik ben al 48 jaar neerlandicus, maar dit soort opdrachten heb ik nooit gedaan.”
Dit heeft niks met Nederlands te maken
Een van de manieren om het examen inhoudelijker te maken, zegt Van Oostendorp, is door teksten voor te leggen die over het vak gaan. „Je kunt een thema kiezen, zoals bij de klassieke talen gebeurt. Bijvoorbeeld sonnetten uit de tijd van de tachtigers, de klankvorm van het Nederlands, of vrouwelijke schrijvers uit de achttiende eeuw. Dan krijg je veel interessantere examens. En het betekent dat leerlingen lichtelijk gespecialiseerde teksten lezen – heel nuttig voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/web-1905zatbin_marcoostendorp.jpg.jpg|//images.nrc.nl/VpL-EOWQz0PJCFkKqHb-YQ34aVc=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/web-1905zatbin_marcoostendorp.jpg.jpg)
Marc Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Merlin Daleman
Binnen het genre ‘leesvaardigheid’ was dit examen doenlijk, vinden de aanwezigen. „Ik denk dat scholieren dit redelijk hebben kunnen maken”, zegt Van Oostendorp. „Toen ik vijf jaar geleden voor het eerst naar het examen keek, zaten er echt fouten in. Dat is verbeterd. Maar vergeleken met vorig jaar is dit een terugval.” Er waren namelijk meer meerkeuzevragen. En die zijn niet zo geschikt voor tekstverklaring, zegt hij, want je kunt je interpretatie niet toelichten.
Als Aukje van Hout – docent Nederlands op het Dominicus, en promovendus – even later door de gemaakte examens van de twaalf bladert, wordt duidelijk wat Van Oostendorp daarmee bedoelt. „De antwoorden verschillen enorm!”, zegt ze. Ze laat de eerste vier vellen op de stapel zien: een ratjetoe van A’s, B’s, C’s en D’s.