Als wandelaars elkaar tegenkomen, gebeurt het dat ze aan elkaar vragen: ‘Ken je Rob Wolfs?’ Dan bedoelen ze niet de man. Wél zijn routes: NS-tochten, streekpaden als het Waterliniepad of het Hanzestedenpad, ‘bergwandelingen’ in Nederland, het wandelnetwerk in verschillende streken en vooral zijn ‘Trage Tochten’. Alleen al daarvan ontwierp hij er 350. Wandelroutes die – en dat is zijn signatuur – 70 procent onverhard zijn en 30 procent verhard. Die over zandpaden en bospaadjes gaan, over weilanden en ongebaande paden. Daar waar gemotoriseerd verkeer en fietsen zeldzaam zijn.
Rob Wolfs zegt: „Wandelen saai? Als je er oog voor hebt, zie je zó veel.” Hij vergelijkt het met de slow-foodbeweging. Wandelen is ook ontsnellen, zegt hij. „Wandelen is de manier waarop je het landschap om je heen het meest intensief ervaart, het contrast met het hectische dagelijkse leven.”
Ontluikend groen
Wolfs blijkt een aimabele 65-plusser. Het interview vindt – het kan niet anders – al wandelend plaats. We lopen door de stadsparken van Arnhem: Sonsbeek, Zypendaal en Gulden Bodem. Een ruime 5,5 kilometer door ontluikend groen. Hij noemt deze omgeving zijn „habitat”: hij groeide op in Ede en woont in Dieren.
Af en toe staat hij stil om te wijzen. Naar twee prachtige zomereiken bijvoorbeeld: „Tweehonderd jaar oud.” Om zulke details gaat het hem tijdens zijn tochten.
Wolfs (66) is neerlandicus, literatuurwetenschapper. Hij was ooit bezig met een proefschrift, maar had rond zijn veertigste „helemaal” genoeg van de wetenschap. Zijn vrouw Erna (voor Wolfs’ fans: zij is degene die je op zijn instagramfoto’s ziet) was al kostwinner en hij zorgde voor de kinderen.
Hij ging vrijwilligerswerk doen: NS-wandelingen controleren voor de stichting LAW (nu Wandelnet). „Al snel hadden ze door dat ik er gevoel voor had.” Hij verzorgde de nieuwsbrief voor de stichting. Maakte de herdruk van een wandelgidsje. En werd uiteindelijk gevraagd projectleider NS-wandelingen te worden.
Zo werd Rob Wolfs professioneel wandelaar.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data31448957-a72a3b.jpg|//images.nrc.nl/14HiPmdLaCItgbDIPNgSfxvkeaU=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data31448957-a72a3b.jpg)
Maar rond zijn zestigste ging het knagen. Hij was te weinig „in het veld”. „Ik verdiende goed geld met routes ontwerpen. Het was te veel achter de computer, veel te veel overleg.” Met natuurorganisaties, landeigenaren, terreinbeheerders. „Voor alles moet je toestemming hebben: of er een markering ergens mag komen bijvoorbeeld.” Bovendien moesten de wandelroutes die hij in opdracht maakte aan allerlei criteria voldoen. Ze moesten bij een station beginnen, langs bepaalde horeca komen of langs een monument. „Het waren concessies aan de kwaliteit en ik deed ze altijd met pijn in mijn hart.”
Hij had er geen zin meer in en stopte. „Maar het bloed kruipt…” Hij had nog veel materiaal, waarmee hij nooit iets had gedaan. Op de verzamelsite Wandelzoekpagina.nl kreeg hij van oprichter Stefan Horn een eigen plek. „Het was heerlijk om geen rekening te hoeven houden met opdrachtgevers. Ik kreeg weer lol in het routemaken. Het enige criterium is nu hoge kwaliteit.”
En die 70 procent onverhard: „Ik streef naar 90 procent, maar dat lukt niet altijd.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/04/data30491597-7eefe9-1.jpg)
Inmiddels is een groot aantal van zijn zandpadgarantieroutes door uitgeverij Gegarandeerd Onregelmatig gebundeld. Met andere routemakers maakte hij voor die uitgeverij verder gidsen met wandelingen in de voetsporen van Jac.P. Thijsse (de oprichter van Natuurmonumenten) en door het laagland dat dichter Henrik Marsman inspireerde.
Collega Rutger Burgers, die in Amsterdam woont, gaf een nieuwe impuls aan de Trage Tochten door er een aantal in de Randstad uit te zetten. Samen zijn ze nog meer gidsen aan het maken. „Het lijkt wel of het iedere dag nog weer leuker wordt”, zegt Rob Wolfs. „Ik geniet er met volle teugen van.”
En belangrijker: hij geniet als ánderen genieten van wat hij heeft uitgezet.
Coulissenlandschap
Het ontwerpen van een wandeling begint achter de computer, met kaarten. Daarop gaat Wolfs op zoek naar het groen en het blauw, en naar de verschillen in landschap. „Coulissenlandschappen zijn me het meest dierbaar.”
Vervolgens zoekt hij naar onderbroken streepjes. „Ik heb een speciale kaart met fietsroutes. Dan kan ik fietspaden mijden.” Want, zegt hij: „In het westen zijn veel onverharde paden gefietspadiseerd, langs de IJssel bijvoorbeeld de grasdijken. Je moet overheden er altijd van overtuigen: fietspaden zijn niet leuk voor wandelaars.”
Ik heb een speciale kaart met fietsroutes, zodat ik fietspaden kan mijden. Die zijn niet leuk voor wandelaars
Rob Wolfs
„Wandelaars hebben niet veel nodig. Het is heel simpel: leg in de berm een klein paadje aan. Een kippenpaadje. Meer hoeft het niet te zijn. Maar het moet wel gescheiden zijn van het fietspad. Fietsers denken altijd dat jij er niet hoeft te lopen en gaan heel hard bellen.”
Niet dat het slecht is gesteld met het wandelpad, vindt hij. Nederland heeft in tegenstelling tot Engeland weliswaar geen traditie van het recht van overpad, waarbij je over iemands grond mag lopen omdat er in vroegere eeuwen ook een pad liep, maar de toegankelijkheid van de natuur is toegenomen, signaleert Wolfs. „Er zijn nu klompenpaden en boerenlandpaden over weilanden. Langs de Nederlandse kust kan je overal lopen, dat is echt heel bijzonder.”
Naar bezienswaardigheden zoekt hij niet. Want: „Waar je ook bent, zelfs ogenschijnlijk oninteressante plekken zijn niet oninteressant als je gaat kijken naar hoe een landschap is gevormd. Keer op keer kom ik de meest waanzinnige dingen tegen.”
Hij vertelt over het Marskramerpad – een route van Bad Bentheim in Duitsland naar het Kurhaus in Scheveningen. „Bij Holten gaat die over de Motieweg. Een rare naam. Dit was nog in het pre-internettijdperk dus ik ging naar de bibliotheek voor informatie. In een oud tijdschrift kwam ik tegen hoe de gemeenteraad had gestemd over de naam. Er werd zelfs een motie ingediend. Vandaar: Motieweg.”
Het aantal kilometers maakt Wolfs niet uit. „Het gaat me niet om het sportieve, maar om het genieten. Ik heb pareltjes gemaakt van negen kilometer, bij Neerijnen bijvoorbeeld in de Betuwe. Met twee kastelen, uiterwaarden, een parkbos: je kijkt je ogen uit. Dan ga ik daar niet geforceerd nog wat kilometers aan vastknopen.”
Alle routes loopt hij na, meestal met zijn vrouw Erna. Ze lopen in het zelfde ritme, hetzelfde tempo. „De laatste 10 procent van een route is veldwerk. Een pad kan afgesloten zijn, nieuwe paden staan soms nog niet op de kaart en zijn véél mooier, het pad in het bos blijkt saai, terwijl vlakbij een prachtige beukenlaan loopt.”
Tijdens het lopen spreekt hij een bandje in en maakt hij foto’s. En dan gaat hij schrijven. In tegenstelling tot sommige andere routemakers gebruikt Wolfs volzinnen. „Ik ben nu eenmaal een liefhebber van taal.” De routebeschrijvingen worden vergezeld van een gpx-bestand, dat naar een gps kan worden gestuurd, en op Wandelzoekpagina maakt Stefan Horn er een topografisch kaartje bij.
Y-splitsing of driesprong?
De beschrijving luistert nauw. Staande voor een Y-splitsing in het bos legt hij uit: „Hier is het duidelijk dat het een Y-splitsing is. Maar dertig meter verder denk je dat je op een driesprong staat. Zo kunnen misverstanden ontstaan.”
„Ik denk dat het succes van mijn routes komt doordat ze zo duidelijk zijn. De meeste wandelaars willen aan de hand genomen worden. Ze willen niet verdwalen.”
Die duidelijkheid is ook noodzakelijk, Wolfs’ routes zijn niet bewegwijzerd. Ze volgen geen paddenstoelen, wandelknooppunten, paaltjes of pijltjes.
Is wandelen voor hem nog ontspanning? Een rekensom leert dat hij twee dagen of meer in de week loopt, meestal 15 kilometer, en zeker 48 weken per jaar. Dat is minimaal 1.440 kilometer per jaar. „Het is vooral ontspannen”, antwoordt hij. „Ook in weekeinden loop ik en maak ik routes. Ik ervaar dit niet als werk.”