Recensie

Recensie Beeldende kunst

‘Object Love’ zet objecten op een voetstuk

Spullen, spullen, altijd maar spullen. Wat is onze liefdesrelatie met bezit in honderd jaar bekoeld geraakt – steeds minder geldt het als welvaart en steeds vaker als troep, overlast, vervuiling. Dus geen wonder dat je bij de aankondiging van een tentoonstelling over spullen, Object Love van gastconservator Anne Berk, vermoedt dat deze een problematische relatie aan de orde stelt. En dat is zo. Een van de exposanten, kunstenaarscollectief Superflex, bouwde hiervoor een compleet filiaal van de McDonalds na. Om vervolgens te filmen hoe dit volstroomt met water en ten onder gaat – weg met die wegwerpmaatschappij. Op de eerste filmbeelden zie je water door kieren onder de kunststof wandbedekking vandaan sijpelen. Dan begint het water te stijgen, langzaam, beetje bij beetje, en gaan de eerste meubels aan de wandel. De clown valt om. Frietjes drijven weg. Een Happy Meal raakt te water. Het is een vanitasbeeld, gezien door een camera die zachtjes heen en weer deint. Dat levert uitgebalanceerde close-ups vol schoonheid op.

Schoonheid is er meer in deze tentoonstelling die spullen uitlicht op aandachtige wijze, en dat heeft een cathartisch effect. Voor iedereen die thuis al achter de voordeur struikelt over schoenen en duplo, is deze spaarzaam ingerichte expositie een oase van rust. Meditatief zijn de filmbeelden van Hans op de Beeck, waarin huishoudelijke artikelen worden neergezet tot ze een landschap lijken te vormen. Vergelijkbaar is de aanpak van Machiel Braaksma, die met strijkijzers en karton hele treinen bouwt. Maar de meeste mindfulness zit toch echt in de film van Min Oh, die daarin meubels verschuift en knoopjes recht legt. Een blokje iets meer naar links. Een latje naar rechts. Ziezo. Opgeruimd. Alles onder controle. Het feit alleen al dat het zo prettig is om hiernaar te kijken, is veelzeggend. Zo direct zijn spullen met ons welbevinden verbonden en zo rustgevend is het om het gevoel te krijgen dat wij de baas over goederen zijn, en niet andersom. Want, en ook dat betoogt de tentoonstelling, ons lot is ermee verbonden. Maar niet heel de expositie is zo’n visuele oase. In de grote zaal komt de onvermijdelijke keerzijde van ons materialisme aan bod. Hier word je overdonderd door afgedankte videobanden en meuk in een installatie van Pet van de Luijtgaarden. En Olaf Mooij stapelde drie autovormen tot een duistere tempel voor een afgod die geen verlossing maar fijnstof brengt.

Als het gaat over goederen, is er onnavolgbaar veel te vertellen – over vervuiling, handelsrelaties, hebzucht, afhankelijkheid, innovatie. Inderdaad hangen al die verhalen aan de geëxposeerde objecten, maar die slagen er niet in om dat alles ook werkelijk verteld te krijgen – dingen zijn ook maar dingen. Dat doet de samenhang niet altijd goed. Maar zelfs al is het een overladen pamflettistische tentoonstelling, het zorgt wel voor een opgeruimde geest. En dat is welkom in een onopgeruimde wereld waar goederen de gemoederen bezighouden van designfilosofen (bezit als verlengde van je identiteit) tot opruimgoeroes.

Want designmeningen zijn als rondslingerend duplo: altijd overal aanwezig. Daarin mengt dus ook de kunst zich in deze tentoonstelling. Door de minimalistische opzet lijkt het of deze zich op leegte ofwel anti-spullen richt, maar het zet objecten juist op een voetstuk. En door te pleiten voor een waardevoller relatie met spullen zonder wegwerpmentaliteit, is beeldende kunst vooral PR voor zichzelf. Als antimaterialisten zijn kunstenaars niet de allerbeste dominees. Want uiteindelijk bestaat deze presentatie toch uit... spullen.