De voormalige strafkampen Amersfoort en Vught krijgen elk een miljoen euro voor uitbreiding en educatie. Dat heeft staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ChristenUnie) op de ochtend van de dodenherdenking bekendgemaakt.
De uitbreiding is nodig omdat de herinneringscentra over de Tweede Wereldoorlog te maken hebben met een groeiend aantal bezoekers, waaronder schoolklassen, aldus het ministerie. Met het oog op het 75-jarig jubileum van de vrijheidsviering in 2020 moeten de kampen extra grote groepen aankunnen.
Tentoonstellingen
“Steeds minder mensen kunnen uit eigen ervaring verhalen vertellen over de verschrikkingen van de oorlog, de keuzes die men moest maken, over dierbaren die men heeft verloren”, zegt Blokhuis in een verklaring. “Hoe goed is het dan dat er plekken zijn waar herinneringen levend blijven en verhalen daarmee niet worden vergeten.”
Naast de uitbreiding en de verbouwing van de nationale monumenten gaat het geld naar nieuwe vaste exposities en wisseltentoonstellingen. Ook komt Kamp Amersfoort met een app, waarmee gebruikers naar verhalen kunnen luisteren terwijl ze een wandeling maken.
Vijf kampen
In Nederland waren tijdens de Tweede Wereldoorlog vijf concentratiekampen, naast Vught en Amersfoort ook in Ommen, Schoorl en Westerbork. Kamp Amersfoort was met 37.000 gevangenen de grootste. In Vught was het enige Nederlandse concentratiekamp dat onder het beheer stond van de SS.
Vanuit de kampen werden gevangenen naar werk- en vernietigingskampen in Duitsland gestuurd. Kamp Vught werd in september 1944 ontruimd, in april 1945 droegen de nazi’s Kamp Amersfoort over aan het Rode Kruis.
Blokhuis legt vrijdag samen met minister-president Mark Rutte een krans bij de Erelijst van Gevallenen in de Tweede Kamer en tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam.