Opinie

Europa moet internet reguleren, maar niet ieder land afzonderlijk

De haast om internet te reguleren leidt tot versplintering van regels en wetten. Het verhindert dat de volgende technologiereus in Europa wordt geboren, schrijft Stefan Kulk in de Europacolumn.

Protest in Australië tegen een test met een landelijk filter op het internetverkeer, met de bedoeling websites met illegale content ontoegankelijk te maken.
Protest in Australië tegen een test met een landelijk filter op het internetverkeer, met de bedoeling websites met illegale content ontoegankelijk te maken. Tasso Taraboulsi / Polaris

Door Stefan Kulk

Inmiddels lijkt internet een broedplaats geworden van allerlei narigheid: van wraakporno tot terroristische propaganda en hate speech. Overheden voeren de druk op technologiereuzen Google en Facebook verder op en eisen dat zij meer doen om de verspreiding van illegale content tegen te gaan. Het gevaar is wel dat die druk te groot wordt en onze vrijheid van meningsuiting daarvan de dupe wordt.

Versplintering

VVD-Kamerlid Sven Koopmans stelde onlangs voor om wraakporno harder aan te pakken. Verspreiding van wraakporno zou strafbaar moeten zijn. Ook zou er één formulier moeten komen om alle platforms te verzoeken om wraakporno te verwijderen. Onze oosterburen hebben een wet ingevoerd die ervoor moet zorgen dat aanbieders van sociale netwerken onrechtmatig materiaal, zoals haatzaaiende berichten, binnen 24 uur verwijderen. Facebook moet volgens de wet zelf bepalen of een bericht, foto of video mag blijven staan, of dat het offline gehaald moet worden.

Als EU-lidstaten zoals Nederland en Duitsland overhaast en op eigen houtje proberen internet te reguleren, dan ontstaat er een oerwoud aan regels. Grote bedrijven als Facebook en Google kunnen daar wel mee omgaan. Zij winnen juridisch advies in, stellen extra programmeurs aan, en passen hun dienstverlening aan op de nieuwe regels in Duitsland of Nederland. Voor kleinere start-ups is dat lastiger. De versplintering van internetwetgeving op het Europese continent voorkomt dat de volgende technologiereus in Europa wordt geboren. Om innovatie te bevorderen is het daarom zaak dat de Europese Unie werk maakt van de regulering van online content.

Zelfregulering

Maar ook om effectief te kunnen optreden tegen wraakporno, terroristische propaganda en andere illegale content dienen de lidstaten een pas op de plaats te maken. Juist de Europese Unie is als groot handelsblok in staat om effectief ‘diplomatieke betrekkingen’ te onderhouden met de cyber-mogendheden en om regels te stellen waar nodig. De eerste stappen daartoe zijn reeds genomen. De Europese Commissie heeft in maart aanbevelingen gedaan die tot doel hebben dat illegaal materiaal snel offline gehaald wordt. Als de platforms die aanbevelingen niet opvolgen, dreigt er strenge wetgeving – een slimme strategie om de technologiereuzen te bewegen actie te ondernemen zonder die maatregelen in de wet te hoeven vastleggen.

Deze vorm van zelfregulering staat wel op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting. Er moeten daarom ook voldoende waarborgen worden ingebouwd. Dat is nodig omdat de platforms soms geen consequent verwijderbeleid lijken te voeren en soms simpelweg ook fouten maken in de beoordeling van materiaal. De Volkskrant berichtte onlangs bijvoorbeeld dat een kleine groep Nederlandstalige Facebook-medewerkers in razendsnel tempo zo’n 8.000 meldingen van online narigheid per dag moeten verwerken. Soms worden daarbij fouten gemaakt en wordt er onschuldig ‘naakt’ verwijderd, zoals een foto van een oeroud vruchtbaarheidsbeeldje. En wat te denken van een foto van het ‘napalm meisje’ – is dat bloot dat niet thuishoort op Facebook?

Verwijderbeleid

Van overheden eisen we dat de regels die zij stellen kenbaar en duidelijk zijn. Dat beslissingen zorgvuldig worden genomen. En dat we bezwaar kunnen aantekenen als we het niet eens zijn met die beslissingen. Maar de regels en procedures van Google en Facebook zijn veelal onduidelijk. Dat is zorgelijk, want die regels en procedures grijpen wel in op onze vrijheid om online met elkaar te communiceren en informatie te delen. Dat Facebook onlangs zijn ‘richtlijnen’ voor het verwijderen van materiaal heeft gepubliceerd is winst. Ook de uitbreiding van de mogelijkheden voor Facebook gebruikers om te ageren tegen sommige beslissingen van Facebook is vooruitgang. Maar Facebook voerde die verbeteringen wel pas door na jaren van incidenten en ophef over Facebook’s verwijderbeleid. Ook Google verschaft nu meer duidelijkheid over hoe het op YouTube de ‘Communityrichtlijnen’ handhaaft. Daaruit blijkt dat veel van de verwijderde video’s op YouTube (80 procent) in eerste instantie door algoritmen worden gesignaleerd. Maar hoe die algoritmen zijn ingesteld en hoe ze werken, blijft onduidelijk. Echt veel zicht op het verwijderbeleid en hoe de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt, hebben we dus nog niet.

Recht op informatie

Om internet schoon te houden zijn we afhankelijk van bedrijven zoals Google en Facebook. We hebben hun slimme technologieën nodig om terroristische propaganda, wraakporno en ander illegaal materiaal te detecteren en te verwijderen. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat we onszelf aan hen en hun regels en ondoorzichtige procedures uitleveren. De Europese Unie zou de invloed die het kan uitoefenen daarom niet alleen moeten aanwenden om wraakporno, terroristische propaganda, en ander illegaal materiaal te bestrijden. De Unie moet ook gaan staan voor ons recht op informatie en ervoor zorgen dat de technologiereuzen hun verantwoordelijkheden zorgvuldig invullen. Dat het verwijderbeleid van bedrijven als Google en Facebook transparant is, dat hun algoritmes niet onbedoeld discrimineren, en dat beoordelingsfouten eenvoudig en snel rechtgezet kunnen worden.

De Europacolumn verschijnt regelmatig en wordt geschreven door senior-onderzoekers van Renforce, Universiteit Utrecht. Stefan Kulk is universitair docent Recht, Innovatie en Technologie

Folkert Jensma
Blogger

Folkert Jensma

Journalist en jurist Folkert Jensma (1957) schrijft sinds 1983 voor NRC over wetenschap, bestuur, justitie, politiek en Europa. Hij schreef als correspondent Brussel over de Europese eenwording door de verdragen van Schengen in 1985 en van Maastricht in 1992. Als hoofdredacteur van 1996 tot eind 2006 was hij mee verantwoordelijk voor de introductie van de ochtendeditie nrc.next, de bijlage Opinie & Debat, het magazine M en de Europa- en Wetenschapspagina's in de dagkrant. Sindsdien schrijft hij als commentator en juridisch redacteur hoofdartikelen, een rechtbankrubriek en achtergrondartikelen voor NRC Media. Voor zijn column de Rechtsstaat ontving hij in 2013 de Jacques van Veen jubileumprijs en in 2014 de J.L. Heldringprijs.