Mei ’68 is vijftig jaar geleden. Ik was twaalf en herinner me dat mijn vader de maîtresse van mijn opa op ging halen uit Zuid-Frankrijk. Via Zwitserland en Ventimiglia, want „Frankrijk ligt plat en er is geen benzine te krijgen”.
Ik was een jaar of vijftien en routineus verpolitiekt – dat was de mode. Ik adoreerde de films van Jean-Luc Godard, natúúrlijk. En ik wist wel beter dan te zeggen dat ik er niks van begreep. Nu ben ik in het Amsterdamse filmmuseum Eye en zie ik er weer een, One Plus One, Godards bijdrage aan 1968. Eye opent er zijn mei-68-programma mee.
Het is de Godardfilm waarin we de Rolling Stones, skeletmager, hun song ‘Sympathy for the Devil’ zien scheppen. Muziek was de beste tolk voor ‘mei ’68’ en de boodschap van The Stones was dat de revolutie de duivel is: Pleased to meet you/ Hope you guess my name/ But what’s puzzling you/ Is the nature of my game. Hoehoe, huilt het weerwolvenkoortje, hoehoe…. Verbeeld je maar niks, de revolutie komt strotten afbijten. Accepteer dat of sterf. Maar deze film is óók de orakelende Godard. „Cinemarx” kalkt een vrouw op de muur. Huh? Wat moet ik daarmee? Wat met die beelden van een pornoshop waar geknevelde jongens worden mishandeld? Wat met die zwarte mannen en hun revolutionaire teksten, hun wapens en hun (?) bebloede witte vrouwen? Wat? Wat? Wat!?
Genoeg over vroeger. Nu over nu. Nu feest Eye met de jonge band The Silverfaces. Voor de gelegenheid doen ze covers uit 1968. ‘Revolution’ van de Beatles. ‘Hush’ van Deep Purple. ‘With a little help from my friends’ à la Joe Cocker. Ze zijn geweldig, allemaal, maar vooral de drummer. Ze stuwt de muziek op, zorgt springend op haar kruk voor opgetogen beukende energie. Een vrouwelijke drummer, dat was in 1968 een curiosum. Feminisme was niet het sterkste punt van de revolutie noch van het aanpalende hippiedom. Meedoen met de jongens was er niet bij. Tenzij een meisje zong, Janis Joplin was en zich doodzoop.
Nienke Overmars heet de drumster en ik bel haar even op. Ze wilde altijd al drummer worden, zegt ze, „ik ben het gewoon gaan doen”. Haar grote voorbeeld is John Bonham van Led Zeppelin. Welke song? ‘The Immigrant Song’. O ja. Het intro alleen al, gouden klappen. Een vrouwelijk voorbeeld? Is ze niet mee bezig. En dan blijkt dat een drummende vrouw nog altijd de jongens bedreigt. „Ze zeggen tegen me: wat kun je goed spelen voor een meisje. Of ze informeren of ik het vriendinnetje van de zanger ben. Daar zit ik niet op te wachten. Voor mij is het normaal.” Ze heeft gelijk. Met deze aantekening: ze is abnormaal goed.