Vluchtelingen zijn mensen. Dat wordt weleens vergeten, zegt fotograaf Mahmod Alkharat (24). „Voor anderen lijkt het alsof vluchtelingen uit het niets komen, alsof wij mensen van nergens zijn. Maar wij hadden ook banen, huizen, kinderen. We komen uit een leven dat we moesten verlaten.”
Alkharat woonde met zijn broertje en ouders in Damascus, Syrië. Hij studeerde aan de kunstacademie en verdiende goed als fotograaf. Niet in de fotojournalistiek – „want daar verdien je in Syrië geen droog brood mee” – maar voor Syrische media- en filmbedrijven. Hij werkte hard, tien tot twaalf uur per dag maakte hij portretten van acteurs, presentatoren en artiesten en fotografeerde hij op filmsets. „Mijn werk werd gewaardeerd, opdrachtgevers vonden mijn invalshoek en techniek goed, via via kreeg ik veel opdrachten.”
Maar als jongeman in Syrië heb je dienstplicht. Vanaf je achttiende moet je het leger in, als je studeert mag je eerst je studie afmaken, daarna word je opgeroepen. Alkharat werkte tijdens en na zijn studie, totdat de brief met de oproep kwam. Het leger in: een slecht idee, vond zijn vader. En hij ook: „Ik ben niet bang om gedood te worden, ik ben bang om te doden. Het kan zomaar een vriend of een bekende zijn. Het is bij deze oorlog totaal onduidelijk tegen wie je vecht.”
Hij verkocht zijn camera en laptop om de vlucht naar Europa te kunnen betalen. Zijn plan was om naar Saoedi-Arabië te gaan, maar vanwege zijn nationaliteit mocht hij het land niet in. „Ik ben een terrorist hè, pas maar op.” Voor het eerst verschijnt er een voorzichtig lachje op zijn gezicht. We zitten in een café in Groningen, waar hij nu vijftien maanden woont.
In totaal gaf hij 4.000 euro uit om hier te komen. In oktober 2015 kwam hij aan in Nederland. Zes maanden verbleef hij in noodopvang Heumensoord in Nijmegen – „het vreselijkste kamp van Europa”. De dagen waren uitzichtsloos: geen werk, geen taallessen, geen camera. Met acht man zat hij op een kamer zonder verwarming, iedereen lag dagenlang op bed of maakte ruzie. En de hele dag hoorde je gehuil van kinderen. „Naar de stad gaan kon wel, maar dat was anderhalf uur lopen. Er ging een bus maar daar had ik geen geld voor. Ik heb 20 euro uitgegeven in acht maanden.”
Vrienden maken
Hij maakte wel vrienden in het kamp. Om de tijd te doden ging hij ze fotograferen met een brak cameraatje dat hij van iemand had gekregen. Alkharat was buiten de hekken van het kamp in het bos portretten aan het maken toen de jonge fotograaf Mika Kraft (20) hem aansprak. Kraft woont in Nijmegen, zat toen in 6 vwo en wilde iets doen voor de mensen in Heumensoord. Hij was op weg naar het kamp, zonder duidelijk plan, zag Mahmod foto’s maken en raakte daarover met hem aan de praat. Kraft vroeg aan de vluchtelingen: waar loop je tegenaan en wat kan ik doen? Aan de telefoon zegt Kraft: „Velen vertelden dat ze zich geïsoleerd voelden daar in het bos en in contact wilden komen met Nederlanders. Ik kon die brug slaan, ze voorstellen aan de buitenwereld.” Samen startten Kraft en Alkharat het project Humans of Heumensoord: Alkharat fotografeerde bewoners van het kamp. Kraft maakte een Facebookpagina en plaatste daar de foto’s. Het werd een succes, de likes stroomden binnen, lokale pers besteedde er aandacht aan. „Toen de NOS een berichtje overnam van Omroep Gelderland kregen we op één dag 3.000 likes erbij.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data30205135-1b4361.jpg|//images.nrc.nl/fzm1SwNGvWwIwsPwoMv5c6kdkPQ=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data30205135-1b4361.jpg)
De portretten zijn gemaakt in het bos bij het kamp, op de achtergrond zien we bomen, herfstbladeren, licht dat door de takken valt. Op de voorgrond een man of vrouw, meestal in spijkerbroek, T-shirt en een jas. Alkharat legde ze vast zoals ze zich op dat moment voelden; de één kijkt trots (Alexander uit Eritrea), de ander bedenkelijk (Yousef uit Iran), de ander strijdlustig (Hojjat uit Iran). Kraft: „Ik ben ook fotograaf maar vond het belangrijk dat Mahmod de foto’s maakte en niet ik. Door dit platform moest hij de kans krijgen om te groeien, om een netwerk op te bouwen. Ik vond het oneerlijk dat iemand met zoveel meer ervaring hier in Nederland een achterstand heeft ten opzichte van waar hij vandaan komt.”
Kraft dacht vanuit beeld: hij plaatste in eerste instantie foto’s en een quote op de Facebook-pagina. Later werden de verhalen langer en maakten ze met een klein team een boek. Alkharat zocht dezelfde mensen op die hij in Heumensoord fotografeerde en maakte voor het boek een jaar later opnieuw een portret. In hun nieuwe woonsituatie. Bij de meesten is het verschil tussen de eerste en de tweede foto gigantisch. Alkharat wijst naar de foto van Chnoor (31) uit Iran, gemaakt in de tijd dat ze nog geen verblijfsvergunning had: „Ze doet haar best, maar haar ogen lachen niet.” Op de tweede foto staat ze rechtop, schouders naar achteren, zelfverzekerde blik.
Na het boek kwam er een reizende expositie: zijn werk was te zien in Eindhoven, Nijmegen, Groningen en Amsterdam. Voor de foto’s kreeg Alkharat geen geld, in plaats daarvan kocht Kraft een camera voor hem met geld van de crowdfunding voor het boek. Met die Canon 750 D fotografeert hij nu nog steeds.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/11/1501culgalidi.jpg)
Het liefst maakt hij portretten. Rauw, dichtbij. „Je moet aan het gezicht zien dat er een verhaal in zit.” In Damascus fotografeerde hij noodgedwongen vaak binnen, in studio’s, maar buiten, met daglicht heeft zijn voorkeur. Een foto is geslaagd als degene die erop staat, zelf blij ermee is, zegt hij.
Over de portretten van vluchtelingen zegt hij: „Ik wil de mensen er mooi op zetten, niet als slachtoffers. Mensen denken vaak dat ze zielig zijn, maar dat zijn ze niet. Ze hadden een kans op een nieuw leven en hebben die kans gegrepen. Ik wil hun kracht laten zien.”
Betaalde opdrachten mogen niet
Betaalde opdrachten kan hij nog niet aannemen. Hij wil wel, maar dan verliest hij zijn uitkering. Van de Nederlandse staat krijgt hij 900 euro per maand. 500 euro gaat naar de huur, dan nog wat naar telefoon en verzekering. Wat er overblijft, zo’n 350 euro, is voor eten, kleding, leven. Liever verdient hij zijn eigen geld, maar daarvoor moet hij eerst voldoende opdrachtgevers hebben om huur en overige kosten te kunnen betalen. Half-half kan niet, dus werkt hij intussen aan zijn netwerk en portfolio. Om zijn cv te blijven uitbreiden, doet hij opdrachten voor niets.
Facebook is voor hem dé plek om zijn werk te tonen. Met Humans of Heumensoord en zijn eigen fotoproject Humans from Nowhere bouwt hij daar aan zijn cv. Dat laatste is een verzameling zwart-witbeelden, portretten van vluchtelingen zonder status. Beelden met veel contrast, bijna glamoureus qua uitstraling. Zijn foto’s stonden naar aanleiding van een expositie in de Leeuwarder Courant. Op exposities doet hij contacten op en soms komt er via via iets moois op zijn pad. Zoals de vrouw uit Nijmegen met wie hij bevriend raakte en die hem voorstelde aan een vriend van haar, fotoredacteur van NRC.
Niet alleen qua werk moet hij alles opbouwen, ook sociaal. Zijn nieuwe vrienden komen vooral uit Syrië. Hij ontmoette ze via Facebook en bij Nederlandse les. Zijn vriendin, met wie hij nu acht maanden samen is, komt ook uit Syrië. „Nederlandse vrienden maken is niet per se moeilijk, maar iedereen is druk. Zo gaat dat en dat is prima.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data30205126-4a34a2.jpg|//images.nrc.nl/f9cPtGG_Ih5zvBIvotbKomEP29w=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/05/data30205126-4a34a2.jpg)
Onze tweede afspraak is bij hem thuis. Zijn appartement in een galerijflat in Noord-Groningen is vrij leeg. Hij woont hier wel, maar leeft hier niet echt, zo lijkt. De keuken is brandschoon. Er staat een gloednieuwe ijskast van Siemens, het staal glimt. Geen vette vingers, nergens kruimels of afwas. Op het aanrecht een tros bananen, honing en pindakaas. Alle jassen netjes in de garderobekast. In de woonkamer staat een zwartleren hoekbank van Ikea, een eettafel (zonder stoelen) van de kringloopwinkel en een witte, papieren vloerlamp. De witte muren zijn kaal. „Ik heb niet veel nodig, stukje bij beetje. Het komt goed.”
Geen foto’s, geen spullen die aan Syrië doen denken. Leiden die af? Krijgt hij daar heimwee van? Hij loopt naar de slaapkamer en komt terug met een zilveren ring met een vierkante, groene steen. Hij schuift hem om zijn wijsvinger. „Van mijn vader gekregen voor ik vertrok. Als ik eenzaam of bang was tijdens de reis, moest ik naar de ring kijken.”
Hij is blij dat hij in Groningen terecht is gekomen. „Het is tenminste een stad. In Damascus wonen zo’n 2 miljoen mensen. Ik hou van drukke steden, in een stad voel ik leven.”
Vragen over de toekomst wil hij niet beantwoorden. „Het leven kan morgen al anders zijn. Ik ben nu legaal hier, heb een verblijfsstatus. Als ik geen problemen maak, Nederlands spreek en het inburgeringsexamen haal, word ik Nederlander als ik hier vijf jaar woon.”
Maar of hij hier één, vijf of vijftig jaar zal wonen, weet hij niet. Zijn broertje (23) is gevlucht naar Duitsland, zijn ouders wonen nog in Damascus – al twee jaar zien zij hun kinderen alleen via Skype, Facetime en Whatsapp.
Foto Mahmod Alkharat
In de wijk van zijn ouders zijn bomaanslagen niet aan de orde van de dag, „maar het is er niet veilig. Als mijn vader naar buiten gaat om een boodschap te doen, kan er zomaar een man met een Kalasjnikov op hem afkomen. Soms wordt er een ziekenhuis of een school gebombardeerd. De ene week is het rustig, de andere week zit vol bommen. Ze zijn eraan gewend. Het is oorlog, maar het dagelijks leven gaat ook door.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2016/03/wasmachines.jpg)
Ze hebben elke dag contact. „Als ik hen niet bel, bellen ze mij.” Soms duurt een gesprek een paar minuten, andere dagen een uur. Wat doe je? Wat eet je? Dat soort dingen. Hij laat hun foto’s van zijn vriendinnetje zien. „Het is moeilijk voor mijn ouders. Ik leef, maar ben ver weg.”