Vrouwelijke dirigenten zijn in opkomst, maar nog steeds zwaar in de minderheid. Bij de duizenden concerten tussen 1905 en 2005 van het Koninklijk Concertgebouworkest dirigeerden nul vrouwen. Ná 2005 waren het er drie. De in Hongkong geboren Elim Chan is volgende week nummer 6 in 130 jaar orkesthistorie.
In het Concertgebouw staan vrouwelijke dirigenten (en componisten) komend seizoen centraal in de programmering. En ook een van de grootste opkomende vrouwelijke dirigenten, de Amerikaanse Karina Canellakis, is – net als Elim Chan – in 2019 weer te beluisteren bij het Rotterdams Philharmonisch. „Wacht maar af”, zegt Canellakis. „Over twintig jaar zullen er vrouwelijke dirigenten zijn die wereldberoemd zijn. Nu is er nog nét een oudere generatie actief die moeite heeft met ons. Maar uiteindelijk is de muziek groter dan wij. Ik zal nooit een man worden, noch er op één lijken. Maar ik dirigeer wel.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/04/web-1904culelimchan_30351477.jpg)
Niet iedereen vindt vrouwen geschikt als dirigent. Mariss Jansons (75), oud-chef van het Concertgebouworkest, liet zich onlangs in die zin uit. En de legendarische pedagoog Jorma Panula (87) vindt dat vrouwen zich beter maar niet kunnen wagen aan Bruckner (gaan ze van zweten). Canellakis relativeert hun weerstand. „Joh, zij groeiden op toen de Wiener Philharmoniker ook nog alleen mannen waren.”
Ook Chan denkt dat de opkomst van vrouwelijke dirigenten snel zal gaan. „‘Vervrouwelijking’ is in veel beroepen – orkestmusici, artsen, politici, dirigenten – volop aan de gang. Eerlijk gezegd verheug ik me er vooral op dat geslacht dan geen issue meer is, net zo min als je er nu een pianist of violist naar zou vragen. Dan telt alleen nog de kwaliteit.”