Nog niet zo heel lang geleden, in de jaren 60 en 70, verlieten honderdduizenden Amsterdammers hun stad. Het bestuur wilde oude wijken als de Jordaan, de Nieuwmarktbuurt en de Pijp slopen en brede autowegen aanleggen. Het hart van de stad moest een city worden, met grote kantoren.
Dat tij werd gekeerd, vooral door studerende babyboomers. Zij waren in de oude wijken neergestreken en vonden het daar wél aangenaam. Ze voerden actie, namen de lokale politiek over en bepaalden de nieuwe koers. De belangrijkste van hen was Michael van der Vlis, die vorige week op 73-jarige leeftijd overleed aan alvleesklierkanker.
Van der Vlis was binnen de oppermachtige PvdA degene die de richting verlegde naar het behoud van oude wijken, het bouwen van nieuwe woningen in de stad – liever dan in de provincie – en het terugdringen van de auto. „Zonder Michael had Amsterdam meer op Los Angeles geleken”, zegt Duco Stadig, die van 1994 tot 2006 wethouder was van Ruimtelijke Ordening, een positie die Van der Vlis vanaf 1978 twaalf jaar bekleedde. „Alle opvolgers zijn schatplichtig aan hem”, zegt Maarten van Poelgeest, wethouder Ruimtelijke Ordening voor GroenLinks van 2006 tot 2014. „Zijn ideologie van de compacte stad betekende de ommekeer voor Amsterdam.”
Van der Vlis had in zijn tijd als wethouder niet zo’n goede pers. Hij was een eigenzinnige intellectueel, die weinig op had met uiterlijk vertoon. Publiek en camera haalden niet het beste in hem boven. Dat wist hij zelf ook. Hij meldde zich eens bij een presentatie-therapeut, maar zegde de afspraak toch weer af. Hij was zoals hij was. De society-reporter van De Telegraaf noemde Van der Vlis in 1985 „een soort holbewoner”. Van der Vlis hulde zich in een tweedehands bontjas van het Waterlooplein, liep op sandalen met sportsokken (hij had ‘slechte voeten’) en tufte als loco-burgemeester door de stad op zijn brommertje. Minstens zo erg in de ogen van de krant: hij introduceerde als wethouder Verkeer in 1984 het betaald parkeren.
Intellectueel superieur
Van der Vlis was een zoon van een hoge Shell-functionaris. Hij groeide op in Ecuador, Guatemala en Indonesië en verbleef nergens lang genoeg om te aarden. „Daar word je wat eenzaam van”, zei hij. Hij vond zijn plek in Amsterdam, aan het begin van de roerige jaren 60. Hij studeerde econometrie, kreeg een aanstelling aan de universiteit en ontmoette zijn vrouw Anne Huying, zijn grote steun en toeverlaat. Het jonge echtpaar trok in een vervallen huurwoning aan de Ruysdaelkade in de Pijp, waar ze bleven wonen toen Van der Vlis wethouder werd.
Als buurtactivist belandde hij bij de PvdA. Van der Vlis viel op als onconventioneel denker en harde werker. Hij zette zijn ideeën om in talloze stukken en voorstellen. „Hij rekende de meest ingewikkelde dingen uit op een bierviltje”, zegt Bouwe Olij, zijn assistent op het stadhuis. „Michael was intellectueel superieur.”
Als pleitbezorger voor een kleinschalige, buurtgebonden stad, kwam hij in 1974 in de gemeenteraad. Binnen de PvdA-fractie was hij een eenling. Om zich te verzekeren van steun en inzicht, organiseerde hij op vrijdagavonden etentjes bij hem thuis. De ‘eetclub van Vlis’ zou jarenlang blijven bestaan en uitgroeien tot een berucht fenomeen in de stadspolitiek, dat verschillende wethouders voortbracht, onder wie Walter Etty.
Binnen de Amsterdamse PvdA won Van der Vlis de strijd met de grootschaligen. Maar als lijsttrekker was hij ongeschikt. Daarom werd Jan Schaefer, de jonge staatssecretaris Volkshuisvesting van het kabinet Den Uyl, naar de hoofdstad gehaald. Voormalig banketbakker en verbaal wonderkind Schaefer zoog alle aandacht naar zich toe. Echte vrienden werden ze niet, samenwerken deden ze wel. Met grote daadkracht bouwde Schaefer woningen op locaties die Van der Vlis regelde.
De eigenzinnigheid van Van der Vlis had zijn keerzijde. „Hij weet wat hij wil en anderen moeten doen wat hij zegt”, schreef topambtenaar Max van den Berg in zijn memoires. Van der Vlis wijzigde eigenhandig nota’s en bestemmingsplannen, zonder enige discussie.
Hij stond bekend als iemand die stevig dronk. Toen hij in 1986 na een avond in café De Zwart bij het Spui met zijn brommer tegen een auto botste en in het ziekenhuis belandde, meldden sommige media dat met enige hoon, maar zonder veel ophef. Hij was weliswaar wethouder van verkeer, maar het was een andere tijd.
Verknocht aan de stad
Na het vertrek van Schaefer in 1986 hielden Van der Vlis en zijn maatje Walter Etty (wethouder financiën) de touwtjes zo strak in handen dat ze onder de noemer ‘Brezjnev aan de Amstel’ werden beticht van machtspolitiek. De verkiezingen van 1990 liepen uit op een grote nederlaag. Beiden stapten op.
De landelijke politiek of een burgemeesterschap waren niks voor Van der Vlis. Hij was verknocht aan de stad. Hij werkte negen jaar bij KPN, net onder de top. Ook was hij voorzitter van reizigersvereniging Rover. Op de achtergrond bleef hij een rol spelen bij de stedelijke PvdA, als voorzitter van de door hem opgerichte discussieclub BAR (Bestuurskring Amsterdamse Regio), die nog altijd bestaat.
Zijn grootste teleurstelling was de opheffing van de stadsdelen in 2014. Ook daarvan was hij een van de geestelijk vaders. De macht moet bij de inwoners van de wijken liggen, vond Van der Vlis, niet bij centrale ambtelijke diensten.
Ondanks de alvleesklierkanker, die twee jaar geleden werd geconstateerd, kwam hij nog wekelijks bijeen met een groepje vrienden in café De Zwart. Hij was van de generatie die zei: „In de kroeg worden de beste ideeën geboren en de belangrijkste beslissingen genomen.”