Interview

‘Het is zo makkelijk mensen achteraf te veroordelen’

Jan Konst Vier generaties wist de Duitse schoonfamilie van deze Nederlandse hoogleraar in Berlijn zich te handhaven in turbulente tijden. Jan Konst dook voor zijn boek in het familiearchief. ‘Je politiek afzijdig houden, dat was hun overlevingsstrategie.’

Foto Schore Mehrdju

Toen Jan Konst in 1993 naar Duitsland kwam was hij „piepjong”, zegt hij zelf. Nou viel dat wel mee, hij was dertig, maar zo voelde het. Want wat had hij, als Nederlander, nou helemaal meegemaakt?

Konst (1963) werd gastdocent Nederlandse literatuur, en een jaar later hoogleraar, aan de Freie Universität in Berlijn, de nieuwe hoofdstad van het pas herenigde Duitsland. En zo kwam hij midden in de Duitse geschiedenis terecht, die volop in beweging was. De Muur was in 1989 gevallen. Een nieuw Duitsland was bezig te ontstaan.

„Ik had studenten die een paar jaar jonger waren dan ik, maar ongelooflijk veel meer levenservaring hadden. Studenten die waren opgegroeid in de DDR, die beslissingen hadden moeten nemen waar ik letterlijk nog nooit over had nagedacht. Die niet hadden kunnen studeren wat ze wilden, die hadden moeten besluiten of ze hun land daarom wilden verlaten, mogelijk voorgoed. En die dat land na de val van de Muur hadden zien verdwijnen.

„En welke grote politieke ontwikkelingen hadden zich in mijn leven voorgedaan? De autovrije zondag. De demonstraties tegen kernraketten. En de invoering van de euro. Dat waren de gebeurtenissen die direct invloed hadden op mijn leven. Als ik dat vergelijk met mijn schoonfamilie, waar ik hier deel van ben geworden….”

Over die Duitse schoonfamilie, en hoe die zich vier generaties lang in de roerige twintigste eeuw heeft staande gehouden, schreef Konst een boeiend boek, De Wintertuin. Het is de Duitse geschiedenis in ‘de lange twintigste eeuw’, aan de hand van een doorsnee burgerlijke familie in Saksen: de familie van zijn vrouw (die hij in Duitsland leerde kennen) in de keizertijd, in de Eerste Wereldoorlog, onder de Weimarrepubliek, het nationaal-socialisme en de Tweede Wereldoorlog, tijdens de communistische dictatuur van de DDR en in het verenigde Duitsland van nu. Het boek toont mensen die in tijden van onstuimige politieke ontwikkelingen proberen een min of meer normaal leven te leiden.

Het verhaal begint met een tuinderszoon, geboren in 1871, het jaar dat het Duitse keizerrijk wordt gesticht. Deze Emil Grunewald gaat als eerste van zijn familie studeren en wordt leraar op een gymnasium in Meissen. Hij koopt een huis, waar de familie een eeuw zal blijven wonen, en schaft het bij zijn nieuwe status passende meubilair aan voor zijn studeerkamer, een zogeheten Herrenzimmer.

Nu, een dikke eeuw later, staan het statige bureau, de grote gesloten boekenkast en de ronde kaarttafel bij Konst thuis in zijn werkkamer. Op het bureau, ooit de trots van de tuinderszoon die Bildungsbürger werd, liggen de drukproeven van het boek over hem en zijn nageslacht.

Konst: „Emil heeft met succes de sprong naar de burgerlijke elite in een kleine Duitse stad gewaagd. Daarin was hij niet uniek, dat lukte in die tijd een heleboel mensen. Duitsland was booming in de tweede helft van de negentiende eeuw en wie initiatief toonde en capaciteiten had kon veel bereiken. The American Dream op zijn Duits.

„Eenmaal aangekomen in die kringen is hij een doorsneemens. Het is een familie die geen grote denkers, dichters of politici heeft voortgebracht. Nergens in de geschiedenisboeken zal je ze tegenkomen. Maar dat vind ik juist het interessante.

„Tegen de achtergrond van de turbulente Duitse geschiedenis beschrijf ik de generatie van Emil, geboren rond 1870, die van zijn kinderen, van rond 1900, die van hún kinderen, geboren rond 1930, en ten slotte de generatie van rond 1960. Steeds is de vraag in hoeverre de ervaringen van deze mensen de typische ervaringen zijn van hun hele generatie. En: in hoeverre kunnen we binnen de gegeven omstandigheden zelf ons leven beïnvloeden?

„Want je ziet dat mensen in hun handelen vaak heel onvrij zijn, vooral als ze leven in een totalitaire maatschappij. En de historische ontwikkelingen die je meemaakt hebben invloed op je mentaliteit en je persoon.

„Neem iemand als Hilde, een van de dochters van Emil. Zij leefde van 1902 tot 2001. In die bijna honderd jaar heeft ze maar zo’n 25 jaar democratie gekend. Drie sleutelmomenten hebben haar leven getekend: het faillissement van haar man eind jaren dertig, de gedwongen plaatsing van haar dochter in een nationaal-socialistisch kindertehuis, en de komst van het plunderende Rode Leger in 1945.

„Dat waren traumatische ervaringen. Ze trok zich daarna helemaal terug in haar privéleven en leidde een angstig en risicomijdend bestaan.”

Wie gaat graven in de geschiedenis van een Duitse familie in de twintigste eeuw, kan voor onaangename verrassingen komen te staan. Was Konst niet bang dat hij in zijn schoonfamilie fanatieke nazi’s zou aantreffen? „Ja en nee. Er is een uitgebreid familiearchief bewaard gebleven – wat heel uitzonderlijk is omdat in Duitsland veel verloren is gegaan bij bombardementen en plunderingen. Voor we dat archief gingen bestuderen, heb ik met mijn vrouw besproken dat we niets zouden verdoezelen.

„Er was een oorlogsdagboek van Hellmuth, de man van Hilde, die soldaat was bij de Wehrmacht en deelnam aan Operatie Barbarossa, de inval in de Sovjet-Unie. Met maar één vraag in mijn hoofd heb ik het gelezen: maak ik uit dit dagboek op dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid?

„Op grond van wat hij schrijft kom ik tot de conclusie: nee, hij was geen oorlogsmisdadiger. Wat niet wil zeggen dat het niet tóch zo zou kunnen zijn… Het boek is gebaseerd op het familiearchief, dat zou je het geheugen van de familie kunnen noemen. En in geheugens kunnen gaten vallen.”

Als Meissen in 1939 ‘judenrein’ wordt verklaard, zoals dat werd genoemd, zet de familie haar alledaagse bestaan gewoon voort. Hoe hebben latere generaties daarop teruggekeken? „Natuurlijk is dat een thema, zoals bij alle Duitse families uiteindelijk de vraag op tafel komt: waarom hebben jullie niets gedaan? Maar veel verder dan de vaststelling dát ze niets gedaan hebben kom je niet.

„Na de Kristallnacht, zoals de propaganda-term luidt van de gruwelijke pogrom in 1938, was het stil in Duitsland. Er kwam geen burgerlijk verzet. Waarom niet? Omdat een heleboel mensen het ermee eens waren? Of hielden ze zich afzijdig uit angst voor hun eigen leven? Of kon het ze niets schelen?

„Wat deze familie typeert, in alle vier de generaties, is dat ze zich op een enkele uitzondering na politiek afzijdig hebben gehouden. Dat was hun overlevingsstrategie. Afstand houden tot de politiek. En ik denk eigenlijk dat altijd tachtig procent van de mensen zo’n houding inneemt.

„Als je in een democratie leeft heb je niet voortdurend te maken met morele vragen, die je in een dictatuur wél moet beantwoorden. Wij hoeven ons niet af te vragen wat er gebeurt als we geen partij kiezen.

„Dat zou ons ervan moeten doordringen hoe gelukkig we zijn. En het zou ons een zekere bescheidenheid moeten geven bij het oordelen over mensen die wél in een dictatuur leven. Als ze geen verzetshelden zijn betekent dat nog niet dat je ze moet afwijzen. Het is zo makkelijk mensen achteraf te veroordelen.

„Ik denk wel eens: kijk eens naar de tijd waarin wij leven. Hoe zouden latere geslachten erover oordelen dat wij jaarlijks duizenden mensen in de Middellandse Zee laten verdrinken? Ook daarover is het relatief stil. Maar we weten er allemaal van.

„Nu kun je zeggen: de Kristallnacht had plaats in eigen land, de Middellandse Zee is ver weg. Maar in onze geglobaliseerde wereld kun je niet meer zeggen: dit is niet ons pakkie-an. Toch doen de meeste mensen niets. Ze dragen geen persoonlijke schuld, maar ze komen ook niet in opstand. En een kernverschil met de jaren dertig: voor ons zou het oneindig veel makkelijker zijn om te handelen dan het toen was.”

Eén van de figuren in het boek – Brigitte, de schoonmoeder van Konst – is door toeval getuige van drie historische gebeurtenissen. In 1945 het bombardement van Dresden, waar ze in een kindertehuis zat. In 1961 de bouw van de Muur in Berlijn. En in 1968 de onderdrukking van de Praagse Lente door troepen van het Warschaupact. Dat dit een bijzondere samenloop was, is haar nooit opgevallen.

„In die generatie zijn mensen niet de existentiële zekerheden gegund die wij wél kennen. Daardoor kijken ze nauwelijks op van wat hen overkomt. Het zijn drama’s en rampen in een veel langere lange reeks drama’s en rampen.

„Die generatie staat ook heel anders tegenover emoties dan de mijne. Ik ben een kind van de jaren zeventig, ons werd ingeprent dat je moet toegeven aan emoties. Maar dat is een luxe. Voor haar generatie geldt dat je minder weerbaar bent als je aan je gevoelens toegeeft. Wanneer je onafgebroken met rampen geconfronteerd wordt, kun je je gevoelens maar beter in bedwang houden.”

Na de oorlog was de familie berooid. „Brigitte en haar man zijn nooit lid geworden van de SED (de almachtige communistische partij), dat wezen ze principieel af, wat hen sociale en materiële nadelen opleverde. Maar de DDR belichaamde voor hen een kans. Ook daar vond een vorm van wederopbouw plaats. Brigitte en haar man Gerd waren opgegroeid onder de nazi’s en hadden die hele mentaliteit ingeprent gekregen. In 1945, toen ze een jaar of dertien waren, ontdekten ze dat dat allemaal vals was, dat er mensen vergast waren en al die andere rampspoed. Natuurlijk wilden die mensen in de nieuwe staat geloven. Je kunt niet iedere keer in een staat leven waarvan je moet toegeven: dit is allemaal gelogen. Je wil ook verder.”

Toen met de val van de Muur na veertig jaar een einde kwam aan de DDR, was dat behalve een bevrijding ook een enorme schok. „Veel voormalige DDR-burgers wisten niet meer wie ze waren. Ze waren opeens deel van een ander land geworden. Toen ik begin jaren negentig in Duitsland aankwam waren ze nog bezig hun nieuwe identiteit te definiëren.”

Op 18/4 om 20.00 uur presenteert Jan Konst zijn boek bij het Goethe-Instituut Amsterdam, Herengracht 470.