Omdat steeds minder leerlingen bovengemiddeld presteren is het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs zijn internationale toppositie kwijtgeraakt. De resultaten in rekenen, lezen, wiskunde en natuurwetenschappen zijn de afgelopen twintig jaar geleidelijk teruggelopen. Dat blijkt uit De Staat van het Onderwijs, het jaarlijkse verslag van de Onderwijsinspectie, waaruit ook naar voren komt dat de prestaties bij bewegings- en cultuuronderwijs afglijden.
Vooral de leesprestaties dalen hard. Haalde in 2016 nog 76 procent van de leerlingen het streefniveau; vorig jaar was dit slechts 65 procent. Zo’n 3.500 kinderen verlaten de basisschool laaggeletterd. Dat is een toename van 1,4 procent in 2015 tot 2,2 procent in het afgelopen jaar.
Bij rekenen haalde minder dan de helft van de leerlingen het streefniveau. 7 procent van de leerlingen verliet de basisschool ‘laaggecijferd’ – zij beschikken eigenlijk over onvoldoende vaardigheden om zich te redden op de middelbare school.
Dalende prestaties in onder meer rekenen en wiskunde waren eerder al te zien in internationale onderzoeken als PIRLS en TIMMS. Al jaren komen er leerlingen met taal- en rekenachterstanden van school, schrijft de inspectie. „Toch levert dat opmerkelijk genoeg geen gevoel van urgentie op.” Daarom slaat de inspectie nu alarm.
„Ik maak mij echt zorgen over de daling van het niveau van het basis- en voortgezet onderwijs”, zegt inspecteur-generaal van het onderwijs Monique Vogelzang in gesprek met NRC. „Hier krijgen we als samenleving last van. Onderwijs is de basis van onze kennismaatschappij.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/04/data30267849-ba6893.jpg)
Tussen scholen zijn grote prestatieverschillen. Op scholen met veel kinderen van laagopgeleide ouders of een niet-westerse migratieachtergrond zijn de prestaties vaak slechter. Maar er zijn ook scholen met zo’n populatie die het juist heel goed doen. En er zijn scholen met vooral leerlingen van academisch geschoolde ouders die slecht presteren. „Het heeft dus echt met de kwaliteit van doen”, zegt Vogelzang.
Gebrek aan ambitie bij scholen ziet ze als belangrijke oorzaak van het afglijden van de resultaten. Het merendeel van de leraren, schoolleiders en bestuurders neemt genoegen met het minimum van de kwaliteitsnormen, staat in het rapport. Lang niet alle scholen kennen hun resultaten. Er zijn basisscholen die zeggen andere prioriteiten te hebben dan taal en rekenen.
Segregatie neemt toe
Een ander punt van zorg van de inspectie is de toenemende segregatie. Die is in Nederland hoog in vergelijking met andere landen. Er ontstaan „bubbels van gelijkgestemden waar leerlingen nauwelijks uitkomen”, aldus het rapport.
Het beeld van ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen raakt achterhaald: scheiding vindt steeds meer plaats op opleidingsniveau, doordat hoogopgeleide ouders hun kinderen naar scholen brengen met bijzondere onderwijsconcepten. Het aanbod van die scholen groeit, evenals het private onderwijs. De etnische segregatie neemt af, hoewel meer kinderen naar islamitische basisscholen gaan.
Segregatie is ook zichtbaar op schoolniveau en zelfs in profielkeuze. Leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond zitten vaker op het vmbo. En meisjes gaan relatief vaker naar havo en vwo dan jongens. Ze kiezen ook veel vaker voor het profiel cultuur en maatschappij op havo en vwo en de sector zorg en welzijn op het vmbo.
De toenemende sociaal-economische segregatie heeft vooralsnog geen invloed op de onderwijskwaliteit, maar de inspectie vreest dat dit zal omslaan. „We zien dat scholen met leerlingen van laagopgeleide ouders moeilijker leraren kunnen vinden”, zegt Vogelzang. „Op den duur kan de segregatie de kansenongelijkheid versterken.”
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt in een eerste reactie dat dalende onderwijsprestaties „helaas een bekend en hardnekkig probleem” zijn. „De basiskwaliteit is in veel gevallen het einddoel geworden”, zegt minister Arie Slob (CU). „Daar willen we ons niet bij neerleggen.”