/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data29130490-2787fe.jpg|https://images.nrc.nl/ITIchwm3ZbjkyveBZwf5XpHZnHw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data29130490-2787fe.jpg|https://images.nrc.nl/zPq5aPk-3oTfgWCfYkdu5GHfmgk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data29130490-2787fe.jpg)
Illustratie Cyprian Koscielniak
Een week voordat de Duitse Bondsdag instemt met het homohuwelijk bezoek ik in Berlijn een lezing over Europa. Ik raak in gesprek met een Oost-Duitse vrouw. Het zou geweldig zijn, zegt ze, als Rusland de kans kreeg zijn antihomobeleid in heel Europa te verspreiden. „U moet er toch niet aan denken”, besluit ze, „dat een van uw kinderen homoseksueel zou zijn?”
Mijn antwoord dat ik daar geen seconde van wakker zou liggen, stuit op ongeloof. Weet ik niet dat homoseksualiteit onnatuurlijk is? Zij kan het weten, want ze is arts. Ik werp tegen dat de natuur zoveel variatie kent en dat ook seks met mensen van hetzelfde geslacht daarbij hoort. „Ik ben ook arts”, voeg ik eraan toe. „En filosoof.”
Van het ene op het andere moment staat er een ondoordringbare muur tussen ons in. Ons in de ander verplaatsen is er niet meer bij. Ik wil haar Oost-Europese leven niet, zij wil mijn Nederlandse leven niet. De vrouw loopt als eerste weg. En ook ik meen dat er leukere dingen zijn dan met haar over seksualiteit te praten.
Mijn halsstarrigheid verbaast me. Neem ik seksuele vrijheid zo serieus dat ik niet langer bereid ben daarover van gedachten te wisselen? Ik sta niet alleen in mijn opstelling. In heel West-Europa is seksuele vrijheid, en vooral die van vrouwen en homoseksuelen, een van de hoogste waarden geworden. Nederland, dat als eerste land ter wereld het huwelijk openstelde voor mensen van hetzelfde geslacht, speelt een gidsrol.
Partijen als VVD en PVV zien seksuele vrijheid van homo’s en vrouwen zelfs als een van ‘de kernwaarden van onze cultuur’. Over die waarden valt wat hen betreft niet te onderhandelen. Seksuele vrijheid voor vrouwen en homo’s is tot een politieke splijtzwam gemaakt: Nationale overheden, politieke partijen en burgers gebruiken de inbreuk daarop steeds vaker om andere culturen, religies en politieke systemen als minderwaardig weg te zetten. Of om mensen uit andere culturen te discrimineren en buiten te sluiten.
Hoe trots kunnen wij zijn op de seksuele vrijheid in gidsland Nederland? Die vrijheid is groot als het bijvoorbeeld om de acceptatie van het homohuwelijk gaat. De overgrote meerderheid van de Nederlanders keurt het openlijk uitkomen voor de homoseksuele identiteit goed. Maar vrouwen die elkaar in het openbaar intiem zoenen of mannen die hand in hand lopen, kunnen op aanzienlijk minder tolerantie rekenen.
In deze beperkte opvatting van vrijheid schuilt een element van dwang: mensen moeten zich uitspreken over hun seksuele identiteit om aanspraak te kunnen maken op de rechten die uit de seksuele vrijheid voortvloeien. Zonder seksuele identiteit geen seksuele rechten.
Maar elke bekentenis draagt het gevaar in zich dat we in die identiteit worden ingesloten, dat we ons moeten gedragen naar de normen en verwachtingen die erbij horen en niet meer vrij zijn een andere identiteit aan te nemen. De man die als heteroseksueel bekend staat, hoort in de disco niet te zoenen met een man.
Nederlanders mogen zeggen nog zo tolerant te zijn tegenover een diversiteit aan seksuele identiteiten, ze worden normerend zodra mensen zich tot een identiteit hebben bekend. Hoeveel letters er ook worden bedacht voor nieuwe identiteiten, iedere letter kent zijn eigen voorschriften die scherp omschrijven welke gedragingen passen bij de betreffende identiteit. Wie eenmaal een identiteit te pakken heeft, kan daar slechts met moeite aan ontsnappen. Zo hoort iedereen die een relatie heeft met iemand van hetzelfde geslacht een verhaal te hebben over de coming-out. Een beetje hetero gaat zeuren als iemand geen zin heeft te vertellen hoe zij ‘uit de kast’ kwam. Andersom hoeft dat niet. Er zijn geen kasten waar hetero’s uitkomen.
Wat de acceptatie van de seksuele vrijheid van vrouwen betreft: deze is in Nederland, evenals in andere Noord-Europese landen, groot. Vrouwen zijn vrij te genieten van de seks, zelf hun partner te kiezen, zelf te bepalen wat ze al dan niet prettig vinden in de seks en zelf te beslissen of ze kinderen willen. Ze zijn ook vrij om hun liefdesrelaties te beëindigen als ze er genoeg van hebben.
Maar ook hier geldt dat binnen die vrijheid nieuwe geboden en voorschriften onderdak hebben gevonden. Want wat mag, dat moet: vrouwen móéten genieten van de seks, ze móéten zelf hun partners kiezen en ze móéten zelf beslissen of ze kinderen willen. Socioloog Christien Brinkgreve wees er in de jaren negentig van de vorige eeuw al op dat de bevrijding van de vrouw ook een belasting was. Veel vrouwen werden onder het juk van de bevrijding gekweld door ambivalenties over het krijgen van kinderen of over hoe te leven als moeder, partner of alleenstaande.
Als een samenleving het ‘vrij moeten zijn’ radicaal doorvoert, zo laat meer recent de documentaire The Swedish Theory of Love (2017) zien, neemt de eenzaamheid toe. Zweden is een van de meest vrije landen als het gaat over met wie en hoe je seks wilt hebben, maar het is volgens de Europese statistieken ook het land met het hoogste aantal solohuishoudens van Europa. Terwijl de individuele seksuele keuzevrijheid toeneemt, nemen de mogelijkheden tot een duurzame verbintenis af.
Zonder gareel beminnen
Foucault opende met De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit I (1976) mijn ogen voor iets wat ik voordien niet had gezien: seksuele vrijheid gaat niet over het uitspreken van seksuele identiteiten, maar over de vrijheid tot het doen van liefde (faire l’amour). De vraag of je zonder gareel kunt beminnen, beheerst zijn denken. Hij zoekt het antwoord niet in de eigentijdse maatschappijbeschouwingen, maar in de medische en filosofische boeken uit de Griekse en Grieks-Romeinse oudheid.
Vooral de Griekse mannen die in de vierde eeuw voor onze jaartelling leven, blijken op een bijzondere manier met de geneugten (de lusten, de aphrodisia. In het Frans: les plaisirs) om te gaan. Ze maken er een kunst van om de lusten op de juiste wijze te gebruiken. Foucault doet daar verslag van in Het gebruik van de lusten, het tweede deel van zijn Geschiedenis van de seksualiteit.
Anders dan in onze tijd staat het seksuele plezier bij de Grieken niet op zich, maar is het onderdeel van een breed scala van zaken die plezier geven, zoals drank en voedsel. Seksmoraal en tafelmoraal zijn nauw met elkaar verbonden.
Deze gedragsregels die ze daarin volgen, zijn uiteengezet in een uitgebreide diëtetiek en beschreven in medische boeken die adviezen geven voor het zo goed mogelijk genieten van alles wat plezier en genot brengt. Door de lusten in de juiste mate (naar de natuurlijke behoefte) te gebruiken, op het geschikte moment en passend bij de persoonlijke positie, krijgt het leven schoonheid. Dat toont zich eveneens in politieke zaken, want wie thuis de lusten goed gebruikt, kan dat ook in de politiek.
Het draait hierbij niet om verboden of geboden, maar om het zichzelf stellen van gedragsregels en het zichzelf daarin trainen. Wat iemand seksueel ‘is’, doet er daarbij niet toe. Seksuele handelingen kunnen zowel tussen mensen van hetzelfde als van verschillend geslacht plaatsvinden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/data25132411-9fd998.jpg)
Hoe doe je dat: beminnen zonder jezelf of de ander vast te leggen in een seksuele identiteit? Wat betekent dat voor het gebruik van de lusten?
We zijn er in de moderniteit zozeer aan gewend om in seksuele identiteiten te denken, dat alleen al het hand in hand lopen van mensen van hetzelfde geslacht gelijk is komen te staan aan homoseksualiteit. Als Alexander Pechtold hand in hand met zijn mannelijke assistent het Binnenhof betreedt, weten we meteen dat het twee heteromannen zijn die voor deze ene keer op deze manier hun solidariteit met homomannen betuigen. Als ze vaker hand in hand zouden aankomen, zouden we concluderen dat ze een homoseksuele relatie hebben, want ‘heteromannen doen dat niet’. De vrijheid om aan te raken en te beminnen is door die voortdurende dwang tot identificatie steeds verder begrensd geraakt.
De lichamelijke en seksuele onvrijheid die daarvan het gevolg is, kunnen we tegengaan door te stoppen met bekentenissen doen. Laten we ophouden elkaar te bevragen over de seksuele identiteit en te verleiden of dwingen om voor een identiteit uit te komen. Wanneer anderen ons identiteiten opleggen, kunnen we deze weigeren, ter discussie stellen of proberen deze spelenderwijs van hun betekenis te ontdoen.
In de jaren tachtig, toen ik voor het eerst De wil tot weten las, meende ik dat je er dan maar beter het zwijgen toe kon doen. Vrijheid is iets wat je in praktijk moet brengen, al het praten over de seks zou de vrijheid alleen maar inperken. Maar het idee dat zwijgen meer vrijheid geeft dan spreken liet ik al snel varen. Al was het maar omdat het uitwisselen van ervaringen onmisbaar is om met elkaar te kunnen bedenken hoe je liefdes- en vriendschapsrelaties kunt vormgeven.En hoe minder het spreken een vorm van bekennen is, des te beter lukt het om de vrijheid in praktijk te brengen. Het uitzoeken hoe relaties eruit kunnen zien en dat uitproberen, is relevanter dan precies te vertellen wat je bent. Films, verhalen en voorbeelden van hoe anderen dat doen of deden kunnen daarbij een inspiratiebron zijn. Terughoudendheid in het je vastleggen in wat je bent en het oordelen over wat de ander is, in combinatie met het vertellen en doorgeven van verhalen over wat mensen in het seksuele kunnen doen, geeft de vrijheid om tot nieuwe, onverwachte vormen van beminnen te komen.
In de liefde gaat het niet om het ‘ik’
In het beminnen waar we heen zouden moeten ligt niet vooraf vast wie je bent en wat je individuele keuzes zijn. Dat maakt het moeilijker om harde grenzen te stellen of precies te weten wat je wilt. De aanraking van de ander kan je doen veranderen, kan je buiten ‘je zelf’ brengen, kan je tot gedragingen brengen waarvan je meende dat je daar niet toe in staat was of dat je die nooit zou doen. Die openheid voor verandering, voor het in de aanraking een ander mens kunnen worden, verhoudt zich moeizaam tot het idee van seksuele identiteiten. In de liefde en het doen van de liefde gaat het niet om het ‘ik’, niet om de individuele identiteit, maar om het ‘elkaar’. Je houdt van elkaar, je vindt elkaar leuk en je doet het met elkaar. En je hoopt dat ieder daar plezier aan beleeft.
In het gesprek tussen geliefden of goede vrienden kan het gaan over: op welke momenten heb je zin of juist geen zin? Welke aanrakingen en smaken bevallen het beste? Wat geeft plezier? Welke relatievorm past bij wie ‘wij’ zijn of willen zijn? Welke beloftes passen daarbij? Hoe kun je je leven of je omgeving zo organiseren dat het geen moeite kost je aan die beloftes te houden? Naarmate ik ouder word, merk ik dat alleen al de vraag naar het gunstige moment het plezier in het beminnen groter maakt. Waar als je jong bent een lichte aanraking genoeg is om opgewonden te raken, is er in een latere levensfase vaak meer nodig. Aandacht voor het gunstige moment, de kairos, het moment van de dag waarop de libido het grootst is en de tijd niet dringt, wordt daarmee belangrijker.
Mocht ik de Oost-Berlijnse vrouw ooit weer ontmoeten, dan zal ik niet opnieuw de symbolische regenboogvlag hijsen. Liever zou ik proberen het gesprek aan te gaan over wat een goed gebruik van de lusten is, wat Oost- en West-Europeanen verbindt als het daarover gaat en wat we kunnen leren van vroeger tijden, toen er – ook in Rusland – vrijer over seksuele handelingen tussen mensen van hetzelfde en mensen van het andere geslacht werd gedacht en geschreven.
Misschien zullen mensen zich nog eens verbazen dat het spreken over seks zoveel aanleiding gaf tot vijandschap.