Het gezicht is gepoederd, de mond is gestift – een klein hartvormig tuitmondje. Om de nek sluit een grote rimpelkraag, op het hoofd prijkt een pruik. Vooral die pruik is belangrijk. „Daarmee voel ik mij als een vis in het water.”
De kamers in zijn enorme woonhuis in Delft zijn op kleur ingericht, net als de vroegere Wunderkammers. Er is een nachtblauwe kamer, een lavendelpaarse, een perzikoranje, een inktzwarte. Plafonds zijn bedekt met ornamenten of met fluweel behang; muren gaan schuil onder barokke spiegels, weelderige hoofdtooien, poederige schilderijen, krullerige lijsten; ieder plekje is gevuld met beeldjes, tafeltjes, krukjes en dertien paraplu’s met een roze flamingo als handvat.
Een tsunami voor de zintuigen.
Al geruime tijd genoot het ‘klein Versailles’ van Berry Visser, oprichter en voormalig directeur van concertgigant Mojo, in kleine kring bekendheid, maar sinds 11 maart is het huis opengesteld voor publiek. Iedere zondag wordt een reeks van vijftig minuten durende voorstellingen gehouden, getiteld Woont Dorothy hier? Met een koptelefoon op wordt de bezoeker door het huis geleid langs de, tot op de seconde getimede, belevenissen van Madame de Berry en haar vriendin Annabelle. Die belanden in een andere dimensie, daarbij geholpen door de vele bewoners van Vissers huis, onder wie zes skeletten met een kerstmuts op en twintig oranje geschilderde ananassen.
Het lijkt een enorme stap voor de man die onder meer Pink Floyd en The Rolling Stones naar Nederland haalde. Maar wat veel mensen niet weten is dat Mojo vijftig jaar geleden begon als cabaret. Gerard Cox trad er op, Martine Bijl ook, en er was Chinees mimetheater. Om de acteurs en cabaretiers te betalen, organiseerde Visser op zaterdagavond disco. „Behangetje op de muur, barokke spiegel ertegenaan, een paar kaarsen in flessen op de bar.”
Foto’s Thijs Wolzak
Maar zelf luisterde hij het liefst naar het album Blonde on Blonde van Bob Dylan.
Woodstock kwam hem ter ore: „Dat leek mij wel wat.” Hij nam de ferry naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij in Londen het kantoor van de manager van Pink Floyd binnenwandelde. Of die band wellicht naar Nederland kon komen. „Zo ging dat in die dagen.”
De Nederlandse versie van Woodstock werd Holland Pop, beter bekend als ‘Kralingen’. En ja, Pink Floyd trad er op, evenals Soft Machine, Santana, The Byrds. Een artistiek hoogtepunt – en een financieel debacle. Duizenden mensen kropen onder de hekken door. Doordat het festival in een stichting was gegoten, ontsnapte Mojo aan een faillissement.
Bruce Springsteen en David Bowie
Het bleek een voorbode. „Een blinde vlek”, noemt Visser het zelf. „Moet er iets gebeuren, dan kijk ik niet meer naar het geld.” Die blinde vlek leidde tot het faillissement van concertorganisator Mojo, in 1980. Visser had een tiendaags lifestylefestival bedacht: Casa Nova. Uit Parijs liet hij het voltallige personeel (artiesten en danseressen) van een nachtclub invliegen, voor de begeleiding van Randy Newman huurde hij een Philharmonisch Orkest in. Na afloop moest hij zijn Delftse stadspaleis aan zijn buurman verkopen.
Er kwam een doorstart, en tegelijkertijd nam de popmuziek een enorme vlucht. David Bowie, Bruce Springsteen, Michael Jackson vulden de Kuip – en het was Mojo die hen naar Nederland haalde. Toch had Visser steeds minder met die grote concerten op. Liever organiseerde hij festivals, waar hij mede de theatrale optredens, „verschijnselen”, zei hij, op zich nam. Zo vlogen op festival Pandora’s Music Box papegaaien over de hoofden van popmuzikanten als Fad Gadget en Siouxsie and the Banshees; werden bejaarden uitgenodigd om het feest luister bij te zetten (ze schuifelden aangeschoten door de gangen); werden vreugdevuren op het dak aangestoken. Na alarmerende telefoontjes van omwonenden arriveerde de brandweer met loeiende sirene.
Hij liet knorrende varkens rondlopen op Ein Abend in Wien, een eenmalig festival dat vooral bekend zou worden vanwege een legendarisch optreden van Nirvana; Kurt Cobain sloeg de installatie aan puin en moest uit de speakertoren worden getrokken. Maar de lol ging er vanaf. Concerten werden groter, logistieke nachtmerries vond Visser, en de tijd dat hij uitgebreid met Randy Newman in de kleedkamer zat te kletsen, was voorbij. „Ik zag hooguit nog de mensen van het management en productie.”
In 1993 verkocht hij zijn aandelen, voor enkele miljoenen guldens. Zes jaar later werd Mojo voor honderd miljoen verkocht.
Het duurde drie jaar voordat de laatste kippenveer het pand uit was.
Vrijheid na de verkoop
Het kan hem niet deren. De dag dat hij zijn aandelen verkocht, voelde Visser zich weer vrij. Hij keerde terug naar zijn oude liefde, het theater. Organiseerde in Delft een voorstelling die begon in ijssalon Bokhoven en tussendoor het ‘Engelenhuis’ (lees: zijn eigen pakhuis aan de gracht dat hij inmiddels van de buurman had teruggekocht) aandeed. „De vloer was bedekt met kippenveren. Doe ik nooit meer, het duurde drie jaar voordat de laatste kippenveer het pand uit was.” Hij bedacht, samen met museumdirecteur Sjarel Ex en de Franse kunstenaar Sarkis theatrale nachten in Oud-Amelisweerd en trad op op De Parade.
En hij begon spullen voor zijn huis te verzamelen. Op vlooien- en brocantemarkten in Rotterdam, Antwerpen, Brussel. In winkels in Londen en Parijs. En heel af en toe op de Dennenweg in Den Haag. „Ik ben niet uit op dure spullen. Die doen me niets. Het gaat om de sfeer.” En die maakt hij net zo goed met stoffen van Designers Guild en een pruik van een gerenommeerd ontwerper als Annemieke Bohnenn als met tweedehandsbarbiepoppen die hij in plastic kroonluchters steekt en dertig plastic konijntjes uit een tuincentrum, al dan niet met een discolichtje in hun buik.
Tegels kapot slaan
Van huis uit kreeg hij het niet mee. Zijn vader was kapitein op een kustvaarder, zijn moeder was verpleegster. Tot haar trouwen – toen hield ze op met werken. Ze kregen vijf kinderen, Berry was de tweede. Al in het gezin was hij een buitenbeentje; overdag sloeg hij tegels kapot om er mozaïeken mee te maken, ’s nachts richtte hij de kamers anders in. In het ochtendgloren stond de bank plots in de achterkamer en de eettafel in de voorkamer. Voor hun kunstzinnige tweede kind lieten zijn ouders een piano naar diens slaapkamer hijsen. „Zo’n valse oude honky-tonky piano.”
Op een dag, Berry was een tiener, zwaaide het gezin vader uit op Schiphol, hij ging naar Australië om te varen. Hij kwam nooit weerom. Vader bleek er een ander gezin op na te houden. En dan klopten in Delft ook nog wel eens jonge mannen aan, die beweerden dat Berry Vissers vader ook hun vader was. „Ik weet niet hoeveel halfbroers en -zussen ik heb.”
Ik en dat oude wijf zitten nog vol plannen
Berry Visser
Jaren later bezocht hij met zijn oudste broer zijn vaders graf, op de Fiji-eilanden. Ze stonden niet op de grafsteen. „Toen hebben we een scrabblespel gekocht en de namen van ons gezin in het gras voor zijn graf uitgelegd.”
Nee, hij haat hem niet. Ergens begrijpt hij het ook wel. Zijn vader was een knappe man, „hij leek op die man uit de Nespresso-reclame.” En ook: „Als hij de straat in liep, gingen alle gordijntjes uiteen.”
Of het ontbreken van een vader(figuur) tot Madame de Berry, ontstaan in 2011, heeft geleid? „Bewaar me zeg!” Madame de Berry is geen acteur. „Ik speel geen rol.” Ze is geen travestiet. „Wie dat zegt, heeft het niet begrepen.” Ze is geen verkleedpartij. „Ik zie er de lol niet van in om verkleed als vrouw te gaan shoppen.” Ze is niet zomaar een vrouw. „Ik hoef geen andere vrouw dan haar te zijn.”
Maar wie (of wat) is Madame de Berry dan wel?
„Ze is mijn alter ego. Als Berry ben ik bescheiden, tegen het schuchtere aan, soms onzichtbaar. Als Madame de Berry heb ik zelfvertrouwen en controle. Zij durft veel meer. Bovendien wil ze gezien worden. Dat oude wijf vindt dat gewoon leuk.”
Hij vindt zichzelf „heel normaal”. Dat anderen daar anders over denken, dat kan hem niets … wacht, zegt hij, „eigenlijk kan dat me wél schelen”. Dat zijn vriendin Hanneke „pissig” werd toen hij zei dat hij een pruik wilde dragen, dat deed hem wat. Tegenwoordig speelt Hannekes dochter mee in zijn voorstelling, dat dan weer wel.
Hij is nu 70 jaar. Of dat oud is? Ach, Hij en „dat oude wijf” zitten nog vol plannen. Madame de Berry, zegt hij, eist haar plek op tussen de bezienswaardigheden in Delft. Lachend: „Ergens tussen de Porceleyne Fles en de Prinsenhof – daar zit vanaf nu Madame de Berry in haar museum.”