Ik herinnerde me haar als een van de stoerste meisjes uit mijn jeugd. Ronja, de onverschrokken roversdochter, bomenklimmer, paardentemmer, rotsenklauteraar. Die haar eigen zin nastreeft en met haar grote vriend (en gedwongen familievijand) Birk in het bos gaat wonen. De onverzettelijke die haar roversfamilie de rug toekeert. Wat zou ik lezen als ik Ronja de roversdochter nu weer lees?
Het is allereerst alsof ik terugkeer in een wereld waar de tijd heeft stilgestaan. Alles bloeit nog op deze bladzijden, niets is overwoekerd geraakt of flets geworden, niets verouderd. Wat een bof!
Ja, af en toe tref je in Ronja de roversdochter nog een formulering die niet helemaal meer van deze tijd is: de uitroep ‘wat een bof’ bijvoorbeeld, of ‘het land aan’ iets hebben. En de rovers zijn ‘lummels’ of ‘botteriken’ die een ‘oplawaai’ krijgen. Maar van die woorden, in de nog altijd soepele vertaling van Rita Törnqvist-Verschuur, kun je net zo goed zeggen dat het specifiek taalgebruik is dat past in de sprookjesachtige, tijdloze wereld van Ronja de roversdochter van Astrid Lindgren.
Zesendertig jaar oud is het kinderboek, dat in 1983 een Zilveren Griffel won en de status van klassieker kreeg. Sinds vorige maand is Ronja weer terug in de aandacht. De jaarlijkse actie ‘Geef een boek cadeau’ liet een vierentwintigste druk van 200.000 exemplaren van Ronja maken en verkoopt die nu voor het spotprijsje van 2 euro per stuk. Zodat ieder kind deze klassieker in huis kan halen. Op is op, maar genoeg boekhandels hebben nog een voorraad liggen.
En Ronja de roversdochter blijkt bij herlezing nog altijd schitterend: over hoe Ronja opgroeit in een rovershol tussen de onbehouwen schobbejakken, over de vriendschap annex kinderliefde tussen Ronja en Birk, over hun vlucht naar het weidse en duistere bos, waar ze paradijselijk samenleven – en over hun terugkeer als het toch niet anders kan.
Kleine Wonder Woman
En natuurlijk herken je in Ronja ook nog steeds die vrouwelijke kinderboekenheld die niet de geijkte stereotypen van meisjes onderstreept. Ook nu nog is ze een stoer meisje dat zelden terugdeinst voor een gevaar. Moedig zijn, het is een van de kernwaarden in het oeuvre van Astrid Lindgren (1907-2002), ook de schepster van Pippi Langkous.
Dat er de afgelopen jaren in de Angelsaksische literatuur tellingen plaatsvonden die aan de kaak stelden hoe zelden stoere meisjes de hoofdrol in kinderboeken kregen, ging toch een beetje langs Nederland en andere Europese landen heen – wij zijn immers geijkt door Ronja. (En door Pippi. En vergeet van eigen bodem ook Madelief, Otje en Floddertje niet.)
Ronja is de meisjesheldin geworden, de kleine Wonder Woman. Maar het leven als meisje, daar blijkt deze gelaagde kinderroman eigenlijk niet over te gaan. Niet Ronja het roversmeisje immers, maar Ronja de roversdochter. Wat ik nu in Lindgrens klassieker las, was vooral een verhaal over familiebanden, over Ronja’s dochterschap dus, en over de macht van een kind.
Het leven als meisje, daar blijkt deze gelaagde roman eigenlijk helemaal niet over te gaan
Het cruciale moment in het boek is waar Ronja – inderdaad stoer – een levensbepalend besluit neemt: ze kiest tégen haar vader en grijpt daarmee de macht in een ellenlange vete tussen de roversbende van Borka (Birks vader) en de bende van Mattis (Ronja’s vader). De twee kinderen leerden elkaar kennen toen de bende van Borka zich vlakbij de bende van Mattis vestigde – haat en nijd alom, want de rivaliteit tussen de bendes is er nooit niet geweest. De kinderen trokken zich er niets van aan. En als Mattis de jonge en onschuldige Birk gijzelt om het vertrek van Borka af te dwingen, loopt Ronja over naar de andere kant: dan moet haar vader haar maar ruilen voor Birk. „Kom je zoon maar halen”, reageert de verraden Mattis ijzig. „Maar mij kun je geen kind teruggeven, want ik heb geen kind.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/03/data28019381-184551.jpg|//images.nrc.nl/4uBbwwyhZLMvFCX8hwHsnUuSdsE=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/03/data28019381-184551.jpg)
Ronja en Birk verjagen een horde aardmannen uit de grot in het bos waar ze wonen. De prenten in het boek zijn van de Zweedse illustratrice Ilon Wikland. Illustratie uit Ronja de roversdochter
Birk en Ronja gaan in het bos wonen – slapend op bedden van dennengroen, onder een deken van eekhoornbont. Maar paradijselijk? Er hangt een pikdonkere wolk boven het vrije leven in het bos: de vrijheid van de kinderen bestaat hier vooral omdat ze die thuis misten. En voor je het weet beginnen Birk en Ronja te kibbelen: over wie van de twee een mes het laatst had. Zij, zegt hij. Hij, zegt zij. Hij: „Ik dacht dat ik je had verteld dat je je zonder mes in het bos niet kan redden!” Zij: „Dan had je er maar beter op moeten passen!”
Het herinnert je aan hoe het bij haar thuis was: zo kon Ronja’s vader Mattis óók kibbelen met zijn vrouw Lovis. Zij stond wel haar mannetje als hij van het huis een puinhoop dreigde te maken: dan mocht hij het zelf opruimen. Maar de traditionele mannen- en vrouwenrollen heersten wel degelijk in de wereld van de rovers (m). Hoe geëmancipeerd Lovis zich ook mocht gedragen, ze moest haar plek bevechten, want aan wat vastgeroest zat ontkwam ze toch niet helemaal.
Zoals ook Ronja en Birk, die zich verzetten tegen de wil van hun ouders, niet ontkomen aan de patronen die ze afkeken. Via onzichtbare ketenen zitten ze nog steeds vast aan hun ouders – dat maakt hun vertrek uit het bos, hun terugkeer naar de mensenwereld, onvermijdelijk.
Weg vrijheid, weg heldin. Dit was niet hoe ik het me herinnerde. Scheurtje na scheurtje in mijn beeld van de onverschrokken heldenkinderen die hun eigen keuzes kunnen maken, het beeld van het machtige kind – toch de belangrijkste rode draad in het werk van Astrid Lindgren (1907-2002). Het gedachtegoed van de Zweedse schrijfster, dat je een kind net zo serieus dient nemen als een volwassene, ligt inmiddels zelfs ten grondslag aan de grootste jaarlijkse internationale prijs voor kinderliteratuur, de Astrid Lindgren Memorial Award (bijna 500.000 euro waard).
Opgroeien met zalige oogkleppen op
Maar met die ideologie lijken het gekibbel en de onvrijheid van Ronja en Birk niet te stroken: herwonnen vrijheid brengt kinderen nog niet meteen geluk. Het werpt een ongemakkelijke vraag op: was die daad van zelfbeschikking van Ronja en Birk dan toch een vergeefse keuze?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/03/2303cul_ronja_p_6-7.jpg|//images.nrc.nl/8WAWSRep8rpCOfNG7ZNDpw17zYM=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/03/2303cul_ronja_p_6-7.jpg)
Illustratie uit Ronja de roversdochter
Of, realiseerde ik me, was dat een wel erg volwassen benadering? Was mijn blik op Ronja de roversdochter als verhaal over familiebanden en gefnuikte kindervrijheid, misschien typisch volwassen?
Maar ik dacht ook: als dat nu de diepere waarheid van Ronja blijkt, wat maakt dat dan uit voor mijn herinnering? Dan heb ik met zalige oogkleppen op kunnen opgroeien, met het avontuur van een ijzersterke meisjesheldin, van wie ik haar moed, haar zelfbeschikking en keuzevrijheid onthield – lessen die je een kind gunt. Maar het tekent de gelaagdheid van Lindgrens kinderliteratuur dat er voor volwassenen een heel andere les uit dit boek te halen is: dat je als ouder ook verantwoordelijk bent voor de vrijheid van je kind.
Vertellen we dát onze kinderen, als we hun nu Ronja de roversdochter voorlezen? Misschien niet. Het verzet tegen de volwassenen blijkt nog altijd de drijvende kracht van het verhaal: het vaste plan van Ronja en Birk om het roversbestaan niet van hun ouders over te nemen, maar hun eigen keuzes te maken, blijft fier overeind. Wat een bof.