Recensie

Recensie

De broers Jussen op ‘superpiano’

Nieuwe compositie Roukens Joey Roukens componeerde een nieuw dubbelconcert voor de pianobroers Arthur en Lucas Jussen, vol popinvloeden. De wereldpremière zaterdag was enerverend.

Arthur en Lucas Jussen vroegen compoist Roukens om in nieuw stuk In Unison moeilijke passage voor vader, paukenist, te schrijven
Arthur en Lucas Jussen vroegen compoist Roukens om in nieuw stuk In Unison moeilijke passage voor vader, paukenist, te schrijven

De broers Arthur en Lucas Jussen hadden één wens voor het nieuwe dubbelconcert dat Joey Roukens voor hen componeerde: dat er een vreselijk moeilijke partij in zou zitten voor hun vader, Paul Jussen, paukenist van het Radio Filharmonisch Orkest. Ze werden op hun wenken bediend met een obstinaat beukende familiecadens voor piano’s én pauken aan het slot.

Aan de andere kant maakte Roukens (1982) het de zonen Jussen ook niet makkelijk. Roukens staat bekend om zijn ritmisch uitdagende, tegen popmuziek aan schurkende idioom. Zijn enerverende dubbelconcert, dat in première ging in de NTR ZaterdagMatinee, kreeg als titel In Unison mee: Roukens behandelt de twee solisten als ‘één superpianist op één superpiano’.

Na de opening – een druistige orkestroffel waaruit een stralend Mahler-akkoord opsteeg – maakte de eerste inzet van de Jussens direct duidelijk wat Roukens bedoelde: nagenoeg identieke partijen, halsbrekende loopjes en octaven, messcherp stuiterend ritme, nauwelijks een tel om naar adem te happen en alles uitgevoerd in tempo. Door de subtiele onderlinge verschillen, zowel qua noten als qua timing, ontstond een prachtig omfloerste, sprankelende klank – dat was dus die ‘superpiano’, de Jussens op het lijf geschreven.

Binnen de klassieke driedelige vorm van In Unison speelde Roukens meer dan ooit met zijn voorliefde voor pop en filmmuziek. Vaak klonk het orkest als een supersynthesizer, met uitgekookte arpeggiator- en delay-effecten. De akkoordenprogressies zouden niet misstaan in een dancetrack. En het langzame middendeel waadde enkeldiep door de blockbuster-kitsch, maar wist zich daaraan te ontheffen door een slim spel met zwijmelclichés. Het mechaniekje van uit fase druppelende pianonootjes was listig, maar liep wat stroef.

Met het furieuze slotdeel blies Roukens echter elk voorbehoud weg. De vernuftige orkestratie, de ritmische virtuositeit en de popinvloeden waren typisch Roukens, maar de extreme en onvoorspelbare uitwerking van die mix maakte van In Unison een geslaagd nieuw hoofdstuk.

Het Radio Filharmonisch Orkest speelde onder Emilio Pomàrico uitstekend. De combinatie met de zelden gehoorde, hoekig-gedreven Tweede symfonie van Prokofjev was slim. Vooral de apocalyptische zesde variatie maakte daarin indruk.