In een koffietentje in Maastricht nipt Thomas Vaessens aan een dubbele espresso. Hij is weer even terug in zijn geboortestad, waarmee hij als puber helemaal klaar was. Turend uit het raam van het even verderop gelegen Sint Maartenscollege, zag hij de treinen naar het noorden vertrekken. „Ik kon niet wachten tot ik daar in kon stappen. Ik wilde uitbreken, naar De Grote Wereld.” Het benauwde van de stad verdween later, constateert hij. „Ik zou er nu zo kunnen wonen.”
Vaessens veranderde zelf ook. Met enige gêne kijkt hij terug op zijn toenmalige afkeer van de gezinswagen, een Volvo 343. „Het was de trots van mijn vader, een Limburgse jongen die leek voorbestemd voor de mijnen maar zich opwerkte tot leraar. Dat die auto in elkaar was geschroefd door oud-mijnwerkers gaf zijn aanschaf extra glans. De in 1967 geopende fabriek in Born moest de mijnsluitingen compenseren. Ik zag in die 343 alleen maar een vermomde Daf 77. Als mijn vader reed bij uitwedstrijden van hockey zag ik mijn teamgenoten en hun ouders die in echte Volvo’s reden. Die truttige wagen vertegenwoordigde voor mij alles wat ik verafschuwde aan provincialisme.”
En zie wat voor boek Vaessens, inmiddels hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, nu heeft geschreven. De Daf van mijn vader is een monument voor de personenwagen van Van Doorne’s Autofabrieken. Op een groots tweede leven in de literatuur valt de Nederlandse auto niet te betrappen: een bijrolletje in A.F.Th. van der Heijdens romancyclus De tandeloze tijd, de Peelroman De grote voltige van Anton Coolen waarin de hoofdfiguur is gemodelleerd naar Daf-baas Hub van Doorne en een stichtelijk jongensboek. O ja, dichter Jan Elburg is de geestelijke vader van de slogan voor het schakelsysteem, de variabele transmissie. Hij bedacht ‘het pientere pookje’. Dat is het wel zo’n beetje.
Al essayerend over de Daf en de wereld daar omheen schreef Vaessens een tegendraadse cultuurgeschiedenis van het naoorlogse Nederland. De boodschap daarvan raakt wel aan wat hij over literatuur heeft geschreven. Het letterkundige wereldje is te veel in zichzelf gekeerd. „Bij de geschiedschrijving over het naoorlogse Nederland domineert evengoed de blik van de degenen die naar de universiteitssteden gingen en daar blijven hangen. Dat zorgde voor een fixatie op de omwentelingen die een kleine voorhoede vanaf midden jaren zestig afdwong. Maar modernisering was een veel geleidelijker proces, dat ook hier in het zuiden bijvoorbeeld met Daf al in de jaren vijftig begon. Mensen zoals mijn ouders geloofden in de kansen die het nieuwe bood, maar stonden er dubbel in. Modernisering was een proces van omarmen en afstoten.”
Born
Voor de fabrieken van VDL Nedcar in Born staat een Mini op een voetstuk. Vaessens grinnikt om de tekst op het nummerbord: ‘Born to be wild’. Het imago van de tegenwoordige Mini staat zo ongeveer haaks op dat van de Daf. „Amerika schakelde al niet meer bij de introductie van de eerste Daf. Het leek volkomen logisch dat het hier ook die kant op zou gaan. Het ‘pientere pookje’ was een briljante vondst. De reclame-uitingen benadrukten hoe handig rijden nu werd. Maar een auto is meer dan een vervoermiddel. Je verkoopt ook een gevoel. De Daf kreeg het imago van een vrouwenauto en de bijnaam ‘truttenschudder’.”
De parkeerplaats voor de fabriek staat vol. Nedcar, nog maar zes jaar geleden op sterven na dood, floreert. Met het bedrijf van weleer heeft het weinig meer te maken. „Auto’s worden in elkaar gezet met van elders aangevoerde onderdelen. Eigenaar Wim van der Leegte heeft als selfmade man wel wat weg van Hub van Doorne.”
Urmond
Aan de rand van Urmond herinnert een groot kloostercomplex aan vervlogen verleden. Het werd in 1958 ingezegend en in gebruik genomen. „Het was bestemd voor Minderbroeders Conventuelen”, vertelt Vaessens tijdens een ronde om het gebouw. „In de jaren zestig begon het geloof af te brokkelen en traden veel paters uit. Vandaar dat het klooster eind 1970 – net als een voormalig retraitehuis in Spaubeek – onderdak kon gaan bieden aan honderden Marokkaanse en Tunesische gastarbeiders.”
Het was de eerste plek in Nederland waar de Noord-Afrikanen in zulke groten getale neerstreken, vertelt de hoogleraar. „De vraag naar arbeidskrachten was zo groot dat die niet alleen met ex-mijnwerkers kon worden opgevangen. Die bleken bij nader inzien ook niet allemaal even geschikt voor de fabriek. Ze vonden de lopende band eentonig, onvergelijkbaar met hun ondergrondse klussen van voorheen.”
Het kruisbeeld verdween onmiddellijk na de komst van de Marokkanen, maar verder bleef het leven in het Urmondse complex volgens Vaessens veel lijken op dat in het klooster van kort daarvoor. „Slapen in de kloostercellen, eten in de refter [eetzaal, red.] en een rector die toezag op de orde. Van integratie kwam weinig. In het dorp werden ze ook aangekeken als mensen van een andere planeet. Ze voetbalden in een team dat meedeed in een aparte competitie voor gastarbeiders.”
De Noord-Afrikanen bleven, bleek na verloop van tijd. „Het concept van het gezellenhuis was later in de jaren zeventig achterhaald. De allochtonen gingen tussen de Limburgers wonen.” Het oude klooster is inmiddels onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw voor mkb en zzp’ers.
Deurne
Hub van Doorne is met zijn vrouw in brons vereeuwigd in een naar hem genoemd parkje net buiten het dorpshart van het Brabantse Deurne. Het standbeeld van de man achter Nederlands beroemdste auto helpt niet om het imago van de Daf te verbeteren. Het monument heeft iets lulligs. Hub en Rie staan er stijfjes bij.
Vaessens begint het eerste hoofdstuk van De Daf van mijn vader met de onthulling ruim tien jaar geleden door Jan Peter Balkenende, misschien wel het Dafje onder de Nederlandse premiers. Nu hij zelf bij het beeld staat, doet de neerlandicus wat lacherig. „Wel dit eerbetoon, maar geen fatsoenlijke biografie van Van Doorne. In zo’n boek zou je meer meekrijgen over belangrijke ontwikkelingen in de twintigste eeuw dan in menige levensbeschrijving van belangrijke vertegenwoordigers van de culturele voorhoede. Van Doorne werd ook nog eens geboren op 1 januari 1900.”
Aan de andere kant van de kern van Deurne staat de riante villa die de Daf-baas begin jaren vijftig liet bouwen. De tegeltjes in de hal, de glas-in-loodramen in de woonkamer, veel ademt nog de sfeer van toen. Een poging om een kijkje binnen te nemen strandt. Er wordt niet opengedaan.
Vaessens toont bewondering voor de selfmade man Van Doorne. „De stallen hier achter het huis liet hij bouwen omdat paarden altijd zijn hobby bleven. Tegelijkertijd had hij als zoon van de smid al heel vroeg in de gaten dat het vak van zijn vader niet de toekomst had, dat het tijdperk van een heel ander mobiliteit aanstaande was.”
Van Doorne wist hoe zijn producten in elkaar zaten. „Na zijn pensionering verrees bij deze villa nog een schuurtje. Dan hij kon hij in vrije uren een beetje sleutelen. Dat type grote ondernemer met zoveel technische vakkennis zie je nu nauwelijks meer.”
Misschien was het ook een valkuil.
„Het moest allemaal wel heel erg op zijn manier, met zijn mensen. Het bedrijf beschouwde hij als zijn familie. Zelfs met tweeduizend mensen in dienst ging hij thuis langs bij alle zilveren jubilarissen om een herdenkingsbord te overhandigen. Ook voor de marketing werden veelal mensen uit de omgeving aangetrokken. Dat heeft het bedrijf waarschijnlijk ook klein gehouden. Bij de introductie van de Daf in de Verenigde Staten leken ze drukker met het berichten over de Amerikaanse avonturen richting Nederlandse pers dan met het verkopen van de auto overzee. Het lijkt wel alsof Van Doorne niet in de gaten had hoe groot zijn bedrijf was geworden.”
Ondertussen schatte Nederland de prestatie van Daf en Van Doorne niet goed in, vindt Vaessens. „Het dédain over een innovatief product van eigen bodem zou in Frankrijk en Duitsland ondenkbaar zijn. Hier lachte het tv-publiek zich rot, toen de Dafjes vanaf 1979 bij bosjes in puin werden gereden tijdens het achteruitrijden bij het programma Ter land, ter zee en in de lucht. Zelfs nu roept de Daf anders dan andere oldtimers nog weinig snob appeal of vintage-sentimenten op.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/11/web_0411zateco_coverdef.jpg)
Thomas Vaessens: De Daf van mijn vader. Uitgeverij Atlas Contact, 272 blz. € 19,99