Nederland topsportland. Of toch niet?

Olympische medailles De Winterspelen van Pyeongchang verliepen zeer succesvol voor de Nederlandse olympische sporters. Het langebaanschaatsen leverde weer veel medailles op. Hoe dominant is Nederland nou precies in die sport?

Sven Kramer, Koen Verweij en Jan Blokhuijsen plaatsten zich met de tweede tijd voor de halve finales van de ploegenachtervolging.
Sven Kramer, Koen Verweij en Jan Blokhuijsen plaatsten zich met de tweede tijd voor de halve finales van de ploegenachtervolging. Foto Vincent Jannink / ANP

Nederlandse sporters wonnen bij de Winterspelen van Pyeongchang twintig medailles, waarvan zestien bij het langebaanschaatsen. In deze sport is Nederland dominant, maar hoe dominant precies? En wat zijn de Nederlandse prestaties op de Winterspelen nou waard?

NRC verzamelde data over alle uitgereikte medailles tijdens de laatste vijf Zomer- en Winterspelen (vanaf 2000) en analyseerde welke sporten het meest door één land worden gedomineerd. En welke landen het meest afhankelijk zijn van één sport bij het behalen van olympisch succes.

Zomer vs. winter

Aan de Winterspelen doen door geografische en klimatologische factoren minder landen mee dan aan de Zomerspelen.

Op het programma van de Zomerspelen staan bijna twee keer zoveel sporten, drie keer zoveel onderdelen en drie keer zoveel landen winnen medailles. Daarentegen is op de Zomerspelen het gemiddelde aantal gewonnen medailles per land hoger dan op de Winterspelen.

Sport vs. sport

Veel zomersporten worden door één land gedomineerd. Tafeltennis is een Chinese aangelegenheid en Russen zijn goed in ritmische gymnastiek. Op de derde plaats staat de eerste wintersport: rodelen. Hierin eist Duitsland ruim de helft van de medailles op. De Nederlandse dominantie bij het langebaanschaatsen staat op de veertiende plaats.

Schaatsen vs. wintersporten

Naast rodelen hebben nog twee wintersporten te maken met een sterkere dominantie dan het langebaanschaatsen. Bobsleeën is ook een ‘Duitse’ sport, ijshockey is een garantie voor Canadees succes. De Nederlandse schaatsers staan op plaats vier, net voor de Canadese curlers en de Russische kunstschaatsers.

Bij het shorttrack is Zuid-Korea heer en meester. Dat zet de vier Nederlandse medailles tijdens de afgelopen Winterspelen in een ander perspectief; de vraag of de gouden medaille van Suzanne Schulting op de 1.000 meter shorttrack hoger moet worden aangeslagen dan die van Jorien ter Mors op dezelfde afstand op de langebaan, is te rechtvaardigen.

Schaatsen vs. schaatsen

Op basis van de data is de meest bijzondere gouden schaatsmedaille van 2018 die van Esmee Visser op de vijf kilometer; de enige olympische titel op een schaatsnummer waar Nederland niet de beste in is. De grootste tegenvallers: de 10 kilometer (hoewel de Canadese winnaar Ted-Jan Bloemen van oorsprong Nederlander is) en de ploegachtervolging bij de mannen.

Nederland is bij het langebaanschaatsen op acht onderdelen dominant. De kortste afstand, de 500 meter, is zowel voor de Nederlandse vrouwen als mannen de slechtste afstand.

Afhankelijkheid

Langebaanschaatsen zorgt ook voor 37 procent van de Nederlandse medailles op Winter- en Zomerspelen. Ter vergelijking: tafeltennis bepaalt voor slechts 9 procent het Chinese olympische succes. En Zuid-Korea, dat een vergelijkbare dominantie heeft in het shorttrack als Nederland bij het schaatsen, is voor 18 procent van de medailles afhankelijk van die sport.

Maar er zijn landen die beduidend meer op één sport leunen dan Nederland. Ierland haalt bijvoorbeeld 60 procent van z’n olympische successen in het boksen, Jamaica liefst 90 procent op de sprintonderdelen bij het atletiek. En wat te denken van Ethiopië, dat al zijn medailles heeft gewonnen bij het van langeafstandlopen.

Relatief afhankelijk

Nederland is wél een van de weinige olympische grootmachten die relatief in grote mate afhankelijk is van de sport waarin het domineert, vergelijkbaar met landen als Oostenrijk en Noorwegen. De Oostenrijkers winnen bij het alpineskiën 27 procent van het eremetaal en dat is goed voor 42 procent van hun totale aantal podiumplaatsen. Noorwegen kent een dominantie van 30 procent in het langlaufen en is wat betreft de medaillespiegel voor 32 procent afhankelijk van die sneeuwsport.

Langebaanschaatsen, skiën en langlaufen hebben gemeen dat de dominantie ook veel medailles kan opleveren door het grote aantal onderdelen. In theorie zijn er bij het langebaanschaatsen 34 olympische medailles te winnen. Nederland is bijvoorbeeld ook dominant bij hockey (29 procent), maar in die sport zijn maximaal twee medailles per Olympische Zomerspelen te winnen, eentje bij de mannen en eentje bij de vrouwen.

Tekst gaat door onder de afbeelding

Wat is een schaatsmedaille waard?

Voor sommigen is langebaanschaatsen een Nederlands feestje en stelt een zoveelste gouden medaille weinig voor. Anderen vieren elk medaille alsof het de eerste is. De cijfers nuanceren beide standpunten.

Ja, langebaanschaatsen is een sport die Nederland domineert, maar er zijn dus sporten met een grotere overheersing. En halen Chinezen hun schouders op voor tafeltennisgoud of kijken Duitsers neer op een gouden plak bij het rodelen?

Toch zijn er wel vraagtekens te zetten bij winst op de vijf kilometer voor mannen of het compleet Nederlandse podium op de drie kilometer voor vrouwen. Dat er zoveel olympische medailles te winnen zijn bij het langebaanschaatsen, komt vooral onze status als topsportland ten goede. Een olympische medaille is een olympische medaille, maar de ene plak blinkt net even meer dan de andere.