Trammelant in tandartsland

Mondzorg Iedereen bepleit het voorkómen van gaatjes in het gebit. Maar over hoe je dat doet, verschillen de meningen, in tandartsland. Een artikel in NRC hierover riep veel reacties op. Lees ze hier.

Foto Istock

Tandartsen, mondhygiënisten en verzekeraars kunnen het er niet over eens worden hoe de beste mondzorg geleverd moet worden. Wetenschappelijke studies laten zien dat intensieve begeleiding van kinderen en hun ouders helpt het gebit gezond te houden. In het artikel „Weg met de heroïsche tandarts” hielden vier tandartsen daarom een vurig pleidooi veel meer te doen aan preventie.

Dat riep zowel afwijzende als instemmende reacties op. Consensus op dit terrein lijkt ver weg, maar een rondgang langs de verschillende partijen maakt duidelijk dat iedereen het voorkomen van gaatjes bij kinderen een belangrijk doel vindt binnen de tandzorg. De meningen verschillen alleen over hoe dit het beste kan gebeuren.

Foto ISTOCK

Jan Willem Vaartjes

voorzitter van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT)

„Dat zeven op de tien gaatjes in Nederland te voorkomen zijn en daaraan gerelateerd dat tandartsen te weinig aan preventie doen, is wetenschappelijk niet onderbouwd en ook niet correct. Als basis voor deze claim wordt het interessante onderzoek bij 179 kinderen van Erik Vermaire gebruikt. Echter, het extrapoleren van dit resultaat naar de gehele Nederlandse populatie is op zijn zachtst gezegd discutabel.

„Desondanks werd in het NRC-artikel bijna geen mogelijkheid nagelaten om de tandarts van nu in een negatief daglicht te plaatsen, aanschurkend tegen smaad. Alsof tandartsen expres gaatjes laten ontstaan bij kinderen om er later aan te kunnen verdienen, studieschuld af te lossen of omdat alleen boren ‘sexy’ is. Er wordt door tandartsen in Nederland bij kinderen onder de 11 nauwelijks geboord, in tegenstelling tot wat de tandartsen in het artikel beweren.

Lees het pleidooi tegen de heroïsche tandarts

„Er is altijd ruimte voor verbetering, maar het onthutsende beeld dat geschetst wordt klopt niet. Tandartsen, mondhygienisten en preventie-assistenten doen hun uiterste best om de mondgezondheid in Nederland tot de beste ter wereld te maken. En ja, dankzij de ‘heroïsche’ tandartsen, kan je nu je leven lang vaste tanden en kiezen hebben met een stralende glimlach, niet verkeerd toch?”

Foto ISTOCK

Albert Feilzer

directeur Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)

„De Nederlandse mondzorg behoort nog steeds tot een voorbeeld van één van de goedkoopste en goedwerkende mondzorgsystemen ter wereld. De mondgezondheid van de Nederlander staat gemiddeld op goed niveau. Dit laat helaas onverlet dat cariës nog steeds voorkomt en zelfs in toenemende mate. Omdat cariës als ziekte wordt veroorzaakt door hoge suikerconsumptie in combinatie met onvoldoende mondhygiëne is de ziekteclassificatie inmiddels van een infectieziekte veranderd in een levensstijlziekte. Helaas heeft cariës met andere levensstijlziekten als diabetes en obesitas gemeen dat het erg moeilijk is om mensen hun gedrag duurzaam te laten veranderen. Dat vergt veel kennis, vaardigheden en vooral tijd en aandacht.

„Het Nederlandse zorgstelsel is voornamelijk gericht op patiënten die een mondzorgpraktijk bezoeken. De tandarts en mondhygiënist kunnen daarom alleen de zorg kwijt aan mensen die naar de praktijk komen. In toenemende mate blijkt dat kinderen, ondanks het feit dat voor hen de mondzorg volledig verzekerd is, niet of te laat naar de tandarts gaan.

„In Amsterdam zijn wij bezig het curriculum te herzien. Van een moderne tandarts mag je volgens mij ook verwachten dat hij aandacht heeft voor degenen die niet in de praktijk komen. Er lopen in Amsterdam tienduizend kinderen rond die niet bij de tandarts komen. Dat is een groot probleem waar nodig iets aan moet gebeuren. Een groot deel van de problemen ontstaat door het niet verzekerd zijn van de mondzorg voor volwassenen wat al jaren leidt tot een grote tweedeling in de Nederlandse maatschappij.

„Ik blijf het overigens vreemd vinden dat het ministerie inzet om de mondhygiënist te laten boren waardoor je het perspectief van de enige voor preventie echt goed opgeleide hulpkracht daarmee van preventie naar curatie richt. Mijn conclusie is dat de lans die gebroken wordt voor meer preventie in het NRC-artikel niet door Volksgezondheid wordt onderkend.”

Foto ISTOCK

Hellen Blom

voorzitter Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK)

„Wij kindertandartsen zijn een groot voorstander van meer aandacht voor preventie. De Nexo-methode is vertaald naar de Nederlandse situatie in de methode Gewoon gaaf!. Helaas wordt deze methode nog maar in relatief weinig tandartspraktijken toegepast. Het gaat om zorg op maat, waarbij de een aan een of twee keer advies voldoende heeft en de ander meer tijd nodig heeft om het goed te leren.

„Ik zeg niet dat iedere praktijk in Nederland Gewoon gaaf! zou moeten gebruiken, maar wel dat praktijken in ieder geval moeten zorgen dat ze een visie ontwikkelen op preventie, zodat resultaten beter geëvalueerd kunnen worden, wat leidt tot een verbetering van het systeem.

„Een groot knelpunt is dat circa een kwart van de kinderen niet bij de reguliere tandarts komt. Ook komen kinderen nog vaak veel te laat naar de tandarts, als er al veel schade aan hun gebit is ontstaan. Ze gaan pas als ze pijn hebben of wanner er zichtbare gebreken zijn ontstaan. Het is best heel lastig deze groep te bereiken, hun ouders zijn zelf niet verzekerd voor tandheelkundige kosten of ze weten soms niet dat de behandeling van hun kinderen onder de basisverzekering valt.

„Zoals het NRC-artikel ook zegt is niet alleen de mondzorg maar de hele gezondheidszorg bezig die omslag te maken van het behandelen van ziekte naar het voorkomen van ziekte. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het lonend is meer te investeren in preventie. Je zult nooit 100 procent resultaat bereiken, want het staat of valt ook met hoeveel mensen je weet te bereiken en hoe je het kunt toepassen.”

Foto ISTOCK

Wolter Brands

voorzitter Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT)

„Tandartsen in Nederland zijn verdeeld in twee scholen als het aankomt op hoe om te gaan met gaatjes in het gebit van kinderen. De ene school zal eerder boren en vullen, de andere zal liever langer afwachten, omdat het gaatje zich nog kan herstellen. Allebei willen ze hetzelfde bereiken: namelijk een beter mondgezondheid.

„Het NRC-artikel suggereert dat tandartsen niet zo veel aan preventie doen omdat ze het niet aantrekkelijk vinden en het nooit in hun opleiding hebben geleerd. Maar tandartsen doen wel degelijk aan preventie. Het is volslagen onnodig om de tandarts zwart te maken. De strekking van het verhaal blijft ook overeind zonder de verwijten.

„Ontzettend veel tandartsen zijn het erover eens dat preventie belangrijk is. In mijn optiek zal preventie op de lange termijn ook goedkoper zijn. Maar we moeten niet één theorie heilig verklaren. Het is afhankelijk van de omstandigheden welke behandeling je kiest. De eerste gedachte bij een kind met cariës is dat je geen boor moet gebruiken, maar er kunnen omstandigheden zijn dat het toch moet doen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat andere kiezen tanden verkeerd gaan staan door een groot gat in een kies of tand.”

Foto ISTOCK

Katarina Jerkovic-Cosic

lector Innovaties in Preventieve Zorg van de Hogeschool Utrecht

„Preventie in de mondzorg moet zeker beter. Wat mij betreft moet je heel vroeg beginnen met preventie. Het is immers makkelijker goed gedrag aan te leren dan slecht gedrag af te leren. Daarom moet de preventie al bij het doorbreken van eerste tandjes beginnen, zoals ook in het artikel wordt opgemerkt.

„Op dit moment loopt er een onderzoeksproject „Gezonde peutermonden” waarbij mondzorgcoaches al op de consultatiebureaus begeleiding en advies geven over gebitsverzorging en voeding. We hopen zo tijdig meer jeugd te bereiken. Van de 4-jarigen bezoekt slechts eenderde de tandarts. De bezoekerstrouw aan het consultatiebureau ligt veel hoger, op 95 tot 98 procent. Hier liggen vooral de kansen om kinderen uit de lage sociaal-economische groepen te bereiken.

„Ouders en jeugdgezondheidszorg zijn enthousiast, maar of het effectief is kunnen we pas in 2020 beoordelen. Verreweg de meeste mondzorgcoaches in ons project zijn mondhygiënisten. Zíj zijn vooral op preventie gericht en hebben vaak affiniteit met jonge kinderen.”

Foto ISTOCK

Aukje de Vries

Lid Tweede Kamer VVD

„Als je als kind goed voor je gebit zorgt scheelt je dat als volwassene veel ellende. Maar kinderen weten zelf natuurlijk niet hoe dat moet en slaan niet spontaan aan het poetsen. Daarom moeten er drie dingen gebeuren:

„Tandartsen en andere zorgverleners moeten ouders actiever voorlichten over het belang van goed poetsen en het op tijd bezoeken van de tandarts met je kinderen. Ook moeten ouders er meer op worden gewezen dat kinderen automatisch zijn verzekerd voor de tandarts. Ouders moeten daar ook echt gebruik van maken.

„Ten tweede moet suikers in voedingsmiddelen worden verminderd. Suikers zijn verschrikkelijk slecht voor je tanden en dragen bovendien bij aan overgewicht. Wij verwachten van het ministerie van Volksgezondheid en de industrie dat zij hierover afspraken maken.

„Uiteindelijk willen we dat tandartsen net als andere zorgverleners worden betaald voor de resultaten die ze boeken. Niet voor het aantal behandelingen. Dat geeft een prikkel om meer aandacht te hebben voor preventie. Maar dat kost tijd. Daarom moeten we vooral niet wachten met meer aandacht voor goed poetsen, regelmatig tandartsbezoek en goede voeding.”

Foto ISTOCK

Ivo Koenen

inkoper Mondzorg bij zorgverzekeraar CZ

„Wij zien ook het grote belang van meer preventie. Ik heb er geen moeite mee om nu meer uit geven in de basisverzekering, als je er later op kunt besparen op het gebied van restauratie van het gebit. Er zit helaas een perverse prikkel in het vergoedingensysteem, waardoor de tandarts die veel vult uiteindelijk het meeste geld overhoudt.

„In 2014 is CZ daarom een pilotproject begonnen met tien praktijken die werken volgens de methode ‘Gewoon Gaaf!’. We spraken af dat zij vijf procent toeslag kregen om meer te doen aan preventie. Inmiddels hebben we het project uitgebreid naar 70 praktijken in het hele land. Samen met ACTA en vereniging Ivoren Kruis willen we aantonen dat het nuttig is meer aan preventie te doen. Het lastige van preventie is dat het resultaat van de inspanningen pas over vijf tot tien jaar zichtbaar is. Laat dit echter geen reden zijn om het niet te doen.

„Dat zeven op de tien gaatjes te voorkomen zijn , zoals uit het onderzoek van Vermaire bleek, geldt denk ik alleen onder ideale omstandigheden. In de werkelijkheid heb je bijvoorbeeld te maken met onwillige ouders, kinderen uit lage sociaal-economische milieus. Ik denk dat je daarom al blij mag zijn als je met extra preventie 20 procent van de gaatjes kan voorkomen. Dat is natuurlijk ook al een uitstekende score.”