Recherche heeft tekort aan alles

Politie De Nederlandse recherche heeft te weinig mankracht en een verkeerde manier van werken. Wat is er nodig om dat te veranderen?

De politie doet onderzoek in een sloot aan de Emelaarseweg in Achterveld na een melding van een gevonden lichaam.
De politie doet onderzoek in een sloot aan de Emelaarseweg in Achterveld na een melding van een gevonden lichaam. Foto Piroschka van de Wouw / ANP

Een goeie speurneus is argwanend, neemt verhalen niet voor zoete koek. Heeft zelfvertrouwen, is standvastig, met een flinke dosis ervaring. Het zijn kwaliteiten waarop de Nederlandse rechercheur zich graag beroept. Maar als de wereld om hem heen verandert, complexer wordt, zijn die eigenschappen plots een blok aan het been. Dan heet diezelfde rechercheur halsstarrig, inflexibel, weinig zelfkritisch en te oud.

Het is slechts één van de vele analyses waarmee politie-onderzoekers het antwoord trachten te vinden op de vraag waarom het maar niet lukt de Nederlandse recherche op niveau te krijgen. Een drietal crises sinds de jaren negentig, een trits rapporten en – enkele honderden miljoenen kostende - verbeterprogramma’s hebben de recherche nog altijd niet verbeterd. Wat is daarvoor nodig?

„Meer mankracht”, luidt de voornaamste boodschap in een alarmerend rapport dat de Nationale Politiebond (NPB) dinsdag heeft gepubliceerd. Rechercheurs worden volgens de NPB structureel overbelast en door onderbezetting zou tachtig procent van alle aangemelde zaken blijven liggen op de plank. Voor opsporing van zaken op eigen initiatief, zoals witwassen en oplichting, is al helemáál geen tijd. Het gevolg is dat Nederland volgens de bond kenmerken heeft van een „narcostaat”, ondermijnd door de „rijke machthebbers in een parallelle (drugs)economie”.

Verkeerde manier van werken

Het rapport – ondertitel Waar blijft onze versterking? – is gebaseerd op vierhonderd interviews die NPB-voorzitter Jan Struijs de afgelopen twee jaar zelf deed met rechercheurs. Naast een personeelstekort constateert hij binnen de recherche een gebrek aan bijscholing, achterlopende ict-voorzieningen, onnodige bureaucratie en een interne angst- en afrekencultuur.

Lees ook: Verantwoord gebruik van geweld moet bij agent ‘inslijten’

Het gros van de bevindingen stond ook verwoord in Handelen naar waarheid, een eveneens verontrustend deskundigenrapport over de recherche dat in 2016 verscheen. Daarin schrijven onderzoekers dat de Nederlandse recherche inderdaad klein is ten opzichte van landen als België, Duitsland en Denemarken. „Terwijl Nederland op internationale misdaadmarkten in verhouding een grotere rol speelt.” Maar anders dan de NPB noemen ze dát niet het grootste probleem.

Belangrijker: de manier van werken. De opsporing, schrijven ze op basis van gesprekken met enkele honderden opsporingsprofessionals, is nog altijd „traditioneel” ingericht. „Er komt iets binnen en iemand gaat ermee aan de slag.” Besef ontbreekt dat het soms beter is om samen naar een zaak te kijken. „Collega’s voelen zich direct bedreigd, alsof ze het niet goed doen.” Teamreflectie, zoals gebruikelijk – en van levensbelang – in de luchtvaart of de geneeskunde, is in de opsporing not done. „De kleilaag”, noemden geïnterviewden het, gekneed met diezelfde dosis „scepsis en argwaan” waar de rechercheur zo prat op gaat. Het leidt binnen de organisatie tot weerstand tegen verandering „op alle niveaus”.

De politie onderzoekt een studentenflat waar een brand een leven eiste.

Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP

De immuniteit voor kritiek van buiten verklaart volgens de onderzoekers waarom de talloze verandertrajecten niet hebben geholpen. Het verklaart ook waarom zoveel zij-instromers, veelal jonge recherchekundigen met een hbo-opleiding, hun avontuur bij de recherche na korte tijd weer voor gezien houden. Intussen loopt de leeftijd van de opsporingsmedewerkers – 12.500 fte op 49.800 fte bij de politie – gestaag op tot gemiddeld bijna vijftig jaar. Een aanzienlijk deel is 55-plus en kan daarmee 11 procent korter werken en na hun 58ste zelfs 33 procent. Een baan bij de recherche betaalt slechter dan in uniform en onder veel ervaren recherchemensen heerst cynisme over de ineffectieve strafrechtketen: wat levert hun werk nou op?

Onzichtbare misdaad

Dit is alles leidt volgens de onderzoekers tot een ‘het is goed genoeg’-houding, en dat terwijl de misdaad in rap tempo verandert. Die wordt internationaal en digitaal en vereist een andere werkhouding: meer samenwerking, meer computerskills, meer schrijfvaardigheid. Terwijl de oudere, mbo-opgeleide rechercheur een „doener” blijft in een „verbal society”.

Lux et Libertas Lees ook: Extra geld voor de recherche is geen panacee

„Het hele probleem komt erop neer dat de opsporing anno 2018 structureel te weinig tijd, aandacht en deskundigheid beschikbaar heeft”, concludeert de Nederlandse Politiebond in het maandag verschenen rapport. En dat is niets nieuws. Maar, vraagt de bond zich af, wat heeft de Nationale Politie met al die verschenen rapporten tot nu toe nou gedaan?

„Het is bij de recherche te druk”, onderkent de Amsterdamse politiechef en portefeuillehouder Opsporing Pieter-Jaap Aalbersberg. „Er zijn meer zaken dan de recherche aankan en er is te veel bureaucratie. Dat brengt het risico met zich mee dat onzichtbare misdaad zoals fraude zich steeds meer aan ons zicht onttrekt.”

Maar Aalbersberg wijst erop dat het uiteindelijk de politiek is die de bezettingsterkte bepaalt. „De recherche is te klein. Maar of er mensen bijkomen en hoeveel, dat is een politieke discussie.”

Wel heeft het rapport uit 2016 volgens hem inmiddels geleid tot een vijftigtal experimenten waarin rechercheurs nieuwe werkwijzen onderzoeken, samen met het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en het openbaar bestuur.

Echte vernieuwing, zegt hij, is een kwestie van lange adem. „De politie is een mammoettanker. De koers is bepaald, maar het duurt even voor we op gang komen en kilometers maken.”