Wie zich overdag door station Brussel-Noord haast, ziet ze misschien niet. Daarvoor zou je er wat langer moeten doorbrengen. Maar waarom zou je? Het is er koud, tochtig. Een wirwar van gangen die toe zijn aan renovatie, waar alleen de filialen van Starbucks en de Belgische fastfoodketen Quick iets van gezelligheid bieden.
Pas als je daar even plaatsneemt of moet wachten, valt het op. Een paar mannen, jongens misschien nog, staan in een hoek op een telefoon naar muziek te luisteren. Een jonge vrouw zit op een bankje. Een man loopt op haar af en biedt haar snoep aan. Hoe later op de dag, hoe voller de stationshal raakt met groepjes mannen, veelal Afrikanen.
Als je nog wat langer wacht, zie je dat ze elkaar haast allemaal kennen. En mocht je richting de noordelijke uitgang lopen, dan kan het je helemaal niet ontgaan: op de grond bidt een man op een tapijtje, ernaast zitten mensen te praten op opengevouwen slaapzakken: deze mensen verblijven hier.
Rond zeven uur in de avond vormt zich een lange rij, net buiten het station. Er wordt avondeten uitgedeeld. Mehdi Kassou, een hippe dertiger met een gewatteerde Superdry-jas en sneakers, baant zich een weg door de mensen. Hij kan geen meter lopen of er is wel iemand die een high five wil geven en een praatje wil maken. Tussen het handen schudden door wijst hij: dit is Haila, hij heet Osama. Kassou kent de paar honderd vluchtelingen in het station allemaal bij naam.
Tot een jaar geleden was hij key account manager bij een grote multinational. Nu houdt Kassou zich fulltime bezig met vluchtelingen. Hij zegde zijn baan op, regelde een mooie vertrekregeling en is sindsdien vrijwilliger bij het Burgerplatform voor Steun aan Vluchtelingen. Sinds september 2017 is een van hun belangrijkste afdelingen het Burgerplatform voor Overnachtingen. Het doel: zorgen dat geen vluchteling op straat slaapt. In een paar maanden groeide het aantal vrijwilligers exponentieel.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/web_1002zatbui_brussel2.jpg|//images.nrc.nl/Mo4NJ9jVe2bdOQ97RQySzZDk2zU=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/web_1002zatbui_brussel2.jpg)
Mehdi Kassou. Foto Wouter Van Vooren
Paar graden boven nul
Al langer verzamelen zich vluchtelingen in Station Noord en het ernaast gelegen Maximiliaanpark. In 2015 waren het vooral Afghanen en Syriërs, die in afwachting van hun asielregistratie noodgedwongen in tenten moesten slapen. De vluchtelingen die er nu zijn, komen vooral uit Soedan, Eritrea en Ethiopië. De laatste weken liep hun aantal op tot rond de zeshonderd.
Om negen uur trekt de groep richting het park. Het is een paar graden boven nul. Enkele honderden vluchtelingen, tientallen Belgen en twee coördinators van het platform komen bij elkaar. Die laatste hebben de moeilijke taak iedereen aan elkaar te koppelen en met alle wensen rekening te houden. Er komen sms’jes binnen van mensen die hun huis aanbieden; chauffeurs staan klaar om de vluchtelingen daarheen te vervoeren – soms naar een andere stad. Allemaal drommen ze samen om de twee coördinators. „Alstublieft, ik ben zo moe”, zegt iemand. „Heeft u vanavond vroeger een plekje voor me?”
Onder hen ook Ethiopiër David. Zijn volledige naam wil hij net als de andere migranten niet geven. Sinds vier maanden is hij in België, maar hij is niet van plan te blijven. „Ik probeer bij familie in Engeland te komen.”
De meesten willen door naar het Verenigd Koninkrijk. Van mensenhandelaars horen ze dat ze daar meer kansen zullen krijgen. De taalbarrière is kleiner, soms zijn familie en vrienden daar al. Veel van deze migranten op doorreis, in België ook wel ‘transitmigranten’ genoemd, zijn ze niet goed geïnformeerd over de asielregels. Ze vrezen dat ze in het Verenigd Koninkrijk direct worden teruggestuurd als ze zich in België hebben laten registreren. Of ze denken dat België hen zal terugsturen naar het land waar ze de Europese Unie binnengekomen zijn – wat niet altijd het geval is. En dus vragen ze geen asiel aan in België maar blijven ze hier hangen, in de omgeving van het station, in afwachting van de nacht dat ze verstopt in een vrachtwagen de overkant van het Kanaal hopen te halen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/data24684794-e8b680.jpg|//images.nrc.nl/yNX1xVWz8lcBWns4z7FxJKzfNgk=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/02/data24684794-e8b680.jpg)
Vrijwilligers regelen in het Maximiliaanpark wie waar slaapt. Foto Wouter Van Vooren
De Belgische overheid biedt geen opvang aan vluchtelingen die geen asiel aanvragen, uit vrees voor een „aanzuigeffect” en een „tweede Calais”. In september raakte de situatie rond het station volgens Vluchtelingenwerk Vlaanderen „oververhit”. De politie voerde dagelijks controles uit, liet tenten verwijderen en pakte migranten op. „We merkten dat steeds meer vrouwen, kinderen en ouderen vroeg in de ochtend moeite hadden op tijd weg te komen als de ontruimingen plaatsvonden”, vertelt Mehdi. Het idee ontstond om in elk geval die migranten niet langer in tenten, maar bij mensen thuis op te vangen.
Belgische burgers begonnen hun huis open te stellen. De eerste avond waren er rond de vijftig die dat deden, een week later al honderdtwintig. Toen staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) kort daarna een controversiële tweet verstuurde over het „opkuisen” van het park, groeide de groep binnen een week van vijf- naar twaalfduizend vrijwilligers. Inmiddels telt de Facebookgroep ruim 35.000 leden en wordt aan alle migranten onderdak geboden.
‘Don’t drink and be nice’
Carole Wagschal (33) kwam vorige week voor het eerst naar het park. Haar zus ving vluchtelingen op en dat heeft „haar ogen geopend”: nu vervoert ze mensen naar hun slaapadres. Een vriend van haar ving al twee keer mensen op. „Een geweldige ervaring”, zegt hij. Zo’n negentig migranten hebben inmiddels hun ‘eigen’ familie. Zij gaan niet meer via het park, maar regelen het onderdak onderling.
Alle vluchtelingen krijgen instructies: don’t drink, don’t smoke and be nice. De ervaringen van de vrijwilligers zijn „grotendeels positief”, aldus Kassou. „Eerst waren we natuurlijk wel bang voor de risico’s als je zomaar onbekenden in huis neemt.” De enige problemen waar hij van weet, waren dat iemand te veel had gedronken en dat een migrant een vrouw die hij leuk vond achteraf nog een berichtje stuurde. Dat vindt Kassou alleszins meevallen.
Voor twee Ethiopische jongens en een Eritrese vrouw komt het verlossende woord even voor tien uur. Ze mogen meerijden met Sven Pitseys (67), sinds tien dagen elke dag chauffeur. „Bij mij thuis kan het niet, maar zo draag ik tenminste iets bij.” In de auto draait hij muziek voor ze. „Gisteren was het Beethoven. Ze vonden het mooi, zeiden ze, maar dat was misschien wel een diplomatiek antwoord, hoor.” Vandaag probeert hij Led Zeppelin.
Het is niet voor niets dat zo veel vrijwilligers zich de laatste weken aansloten. Het beleid van staatssecretaris Francken – volgens hemzelf „streng maar rechtvaardig” – krijgt veel kritiek. Toen eind januari een grote politieactie gepland stond na de voedseluitdeling, lekte dat via politiebronnen uit naar de vrijwilligers. De vluchtelingen werden gewaarschuwd en om het park en station vormde zich een menselijke keten om de federale politie buiten te houden. De confrontatie verliep vreedzaam, slechts enkele vluchtelingen werden aangehouden.
Sinds twee weken staat een nieuwe wet ter discussie die huiszoekingen bij mensen die migranten herbergen mogelijk zou moeten maken. Premier Charles Michel moest de wetswijziging halsoverkop uitstellen toen bleek dat ook zijn eigen achterban er problemen mee had. Prominente leden van zijn eigen partij bieden zelf onderdak aan migranten uit het Maximiliaanpark.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/01/data23424347-ae736e.jpg)
Harissa in huis
„Hello?”, klinkt het even later voorzichtig vanaf de eerste verdieping in het huisje van vijftigers Dominique Hupé en François Marchal, in de Brusselse gemeente Bosvoorde. Ethiopiër Thomas steekt zijn hoofd om de hoek. Zijn jas houdt hij aan, dichtgeritst tot boven. „Food? No food.” Vertwijfeld kijkt Hupé haar man aan. „Wil hij nou eten?” Thomas spreekt gebrekkig Engels en het echtpaar vooral Frans.
Ze hebben voor hun drie gasten pyjama’s klaargelegd op de bedden. Direct na aankomst mochten ze hun kleding inleveren, zodat die in de was kon. „Eerst wachtten we daarmee, inmiddels weten we dat het anders morgen niet op tijd droog is.” Op tv is een debat gaande over de huiszoekingen.
Na vijf minuten gebaren schuiven Thomas en zijn vriend in de keuken aan voor een bord soep. Hun vrouwelijk gezelschap laat zich niet zien. Hier is het brood, hier de eieren. Pak maar, zegt Marchal. „Schat, weet jij waar de harissa ligt?” Sinds ze vluchtelingen in huis nemen, hebben ze de hete chilipasta standaard in huis. Net als bananen. „Die zijn niet aan te slepen.” Even later werkt Thomas er twee naar binnen. Wat ze écht allemaal willen: de wifi-code, voor contact met thuis.
In een boekje turft Marchal hoeveel nachten ze sinds november vluchtelingen in huis hebben gehad. 32 keer. Ze besloten tot de opvang na het overlijden van zijn vader, van wie het huis was. Soms wel vier dagen per week. Dat kan vermoeiend zijn, erkent Hupé. Het moeilijkste is misschien wel dat ze zich hecht. Een jongen kwam zeven keer. „Nu hebben we een week niets van hem gehoord. Ik probeer afstand te houden, maar maak me toch zorgen.” Eind januari werd een zeventienjarige migrant doodgereden op de snelweg toen hij de politie probeerde te ontvluchten.
Vaak slapen de gasten tot het middaguur, dan staan ze even op om te eten en slapen ze weer door. Na een lange reis of een vermoeiende nacht hebben ze niet altijd zin om te praten. Voor de gezelligheid doet het stel het dus niet per se. „Maar ze zijn allemaal zo netjes, zo dankbaar.” Ook voor Thomas en zijn vriend is het na het eten mooi geweest. Hupé is intussen alweer gezwicht: „Als jullie willen, kunnen jullie morgenavond ook blijven slapen hoor.”
Terwijl de drie hun bed in kruipen, staan er om elf uur nog vijftig mensen in het park op onderdak te wachten. Even na één uur ’s nachts zit het werk erop: het park is leeg.