Vijfenzestig jaar geleden was heel Nederland in de ban van de Watersnoodramp die het deltagebied op 1 februari zo zwaar had getroffen. „Beurzen open, dijken dicht”, klonk het uit de radio. Behalve medeleven, was er ook hardvochtigheid. Zo kreeg militair Jos de Boet geen verlof terwijl zijn hele familie in Oude-Tonge was omgekomen.
Slachtofferhulp bestond nog niet. Iedereen probeerde het op zijn eigen manier te verwerken. Maar de kinderen van toen die ik sprak voor het schrijven van mijn recent verschenen boek Ooggetuigen van de Watersnood 1953 vertelden dat al snel werd gezwegen over de gebeurtenissen.
De 18-jarige Hans Timmer zag zijn moeder verdrinken en schreef een ode aan alle verdronken moeders. Hij schilderde bovendien de onheilsnacht, een gitzwart landschap in een tierende wind en woeste golven. En een meisje van 13, Renee genaamd, vermoedelijk afkomstig van Goeree-Overflakkee, maakte een gedicht. Het werd gepubliceerd in het Algemeen Handelsblad van 14 februari 1953. Zij is een van de weinigen van wie het me niet gelukt is voor mijn boek haar identiteit te achterhalen. Herkent u het gedicht? Heeft u Renee gekend of kent u haar? U kunt mailen naar achterpagina@nrc.nl.
Voor het officiële en zeer nauwgezette Stormvloedverslag interviewden Waterstaatsambtenaren in 1953 honderden ooggetuigen. Het is vooral een technisch verslag over tijdstip en manier waarop de dijken braken; aan het leed werd geen woord besteed. Maar de mensen vertelden wel wat zij meemaakten. In vaak schrijnende details, blijkt uit 200 interviews die ik terugvond.
De burgemeester van Nieuwe-Tonge, verantwoordelijk voor een mislukte evacuatie, vroeg dorpsgenoten hun versie van de tragedie te delen. Dat deed wachtmeester Jan Kiel in twee brieven – van 11 en 20 februari 1953. Nog in shocktoestand vertelde hij hoe hij mensen had gewaarschuwd en mensen had gered. En hoe hij opeens in een draaikolk terechtkwam: „In dit ronddraaiende water dreven een lijk van een mens en een kind van ongeveer 2 of 3 jaar. Dit kind heb ik nog getracht uit het water te lichten, doch daar ik voelde en zag, dat dit kind reeds dood was, heb ik het weer losgelaten.” Hij verzocht om overplaatsing „naar een hoger gelegen district”.
Was is er verder met Jan Kiel gebeurd? Zijn zus nam contact met me op nadat ik hem noemde in het radioprogramma Met het oog op morgen. Hij heeft zijn welverdiende oorkonde gekregen. In zijn bewaard gebleven agenda staat op 1 februari 1953: ‘Te 3 uur geroepen ivm watersnood’. Afspraken op 2, 3 en 4 februari zijn doorgestreept. Op die laatste dag staat wel: geëvacueerd naar Rotterdam. Op 7 februari: ‘Verlof aangevraagd ivm ramp. Niet gekregen.’ Als politieman is hij nog herhaaldelijk overgeplaatst. Ook naar polders, naar land achter de dijken.