Opinie

Liegen is taboe voor advocaten, maar feiten kleuren mag

De tuchtklacht tegen advocaat, nu minister Grapperhaus, lijkt een typische klacht van ‘de tegenpartij’. Diana de Wolff over het tuchtrecht van de advocatuur in de Togacolumn.
Ruben L. Oppenheimer

Het advocatentuchtrecht staat niet vaak in de publieke belangstelling. Alleen  als de advocaat in kwestie een bekende Nederlander is, lijken de media geïnteresseerd. Op dit moment trekt de zaak tegen oud-advocaat en minister Ferdinand Grapperhaus de aandacht. Minder vanwege de zaak zelf dan vanwege zijn nieuwe ambt.

Waar gaat het om? Grapperhaus trad als advocaat namens een werkgever, KPMG Meijburg, op in een ontslagzaak tegen een werknemer. In die procedure bracht Grapperhaus een stuk in, afkomstig van de president van het gerechtshof in Den Haag, Verheij. Bij Verheij was eerder geklaagd over intimiderend gedrag van een van de partners van KPMG Meijburg, die tevens raadsheer-plaaatsververvanger is bij dat gerechtshof. Verheij zou die klacht hebben afgedaan zonder kennisname van de bijlagen bij de klachtbrief. Het verwijt aan het adres van Grapperhaus is dat hij zich schuldig maakte aan misleiding van de rechter in de ontslagzaak door de indruk te wekken dat Verheij zijn reactie wel op alle relevante bijlagen had gebaseerd.

Door tegenpartij

Tegen Grapperhaus is dus een klacht ingediend door de tegenpartij van een cliënt. Dat komt vaker voor. Ongeveer een op de drie klachten tegen advocaten is afkomstig van de  tegenpartij. Er wordt bijvoorbeeld over geklaagd dat een advocaat zich grievend zou hebben uitgelaten of onjuiste informatie zou hebben gebruikt. Vaak wordt in een klacht gesteld dat de advocaat onvoldoende zorg in acht heeft genomen tegenover de klagende tegenpartij.

Voor gegrondverklaring van dit soort klachten lig de lat hoog. Dat heeft uiteraard alles te maken met de rol van een advocaat. Advocaten zijn gehouden de belangen  van hun  eigen cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Volgens het tuchtrecht hebben advocaten een grote vrijheid om dat te doen. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, behalve als diens belangen “nodeloos en op ontoelaatbare wijze” worden geschaad.

Advocaten hoeven dus geen afweging te maken tussen de belangen van de beide partijen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die in strijd met de wet zijn - denk aan bedreiging of bedrog - of die, “zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de tegenpartij toebrengen.”

Taboe

Liegen is uiteraard taboe voor advocaten, zowel in de rechtszaal als daarbuiten. Weliswaar is het niet zo dat advocaten op hun woord worden geloofd, maar bewust onjuistheden verkondigen verdraagt zich nu eenmaal niet met het vertrouwen dat in de advocatuur moet kunnen worden gesteld. Advocaten mogen in het algemeen wel afgaan op de juistheid van de feiten die de eigen cliënt aandraagt. Alleen in uitzonderlijke gevallen zijn advocaten verplicht de informatie te verifiëren die zij van hun eigen cliënt krijgen.  Zo doet een advocaat die namens een schuldeiser het faillissement aanvraagt van een bedrijf er goed aan niet alleen af te gaan op beweringen van de schuldeiser over het betalingsgedrag van het bedrijf.  Een faillissementsaanvraag is immers buitengewoon ingrijpend voor een debiteur en mag daarom niet op onbevestigde geruchten worden gebaseerd.

In een civiele procedure, zoals een ontslagzaak, zijn advocaten verplicht om de feiten die de rechter nodig heeft voor de beslissing volledig en naar waarheid naar voren te brengen. Advocaten mogen de rechter in dergelijke zaken dus niet willens en wetens informatie onthouden die wezenlijk is voor het oordeel. Het is bijvoorbeeld laakbaar om een belangrijke verklaring van een betrokken derde over te leggen, maar niet een latere brief van dezelfde afzender waarin die verklaring ongedaan wordt gemaakt. Maar van de feiten mogen advocaten in een procedure namens cliënten wel een gekleurde uitleg geven. Advocaten hoeven de zwakke plekken in het verhaal van hun eigen cliënt niet  te noemen. Zij mogen aan de hand van de feiten stellingen innemen die voor hun eigen cliënten zo gunstig mogelijk zijn. Daaraan neemt een tegenpartij dan natuurlijk wel eens aanstoot.

Inclusief hoger beroep kan de zaak tegen Grapperhaus nog wel een klein jaar duren. Al is het maar omdat de klager eerst de tuchtrechter heeft gewraakt.  In advocatenland ziet men barbertje uiteindelijk niet hangen. Ik ben benieuwd.

De Togacolumn wordt beurtelings geschreven door een advocaat, een officier en een rechter.