Marco Kroon: ‘Ook dat kan ik uitleggen…’

Majoor Het OM doet onderzoek naar majoor Marco Kroon. De vraag is of hij strafbare feiten heeft begaan bij een verzwegen geweldsincident in 2007 in Afghanistan. Een selectie uit de persoonlijke verklaring die hij gaf in het Algemeen Dagblad.

Majoor Marco Kroon tijdens de viering van het 350-jarig bestaan van het Korps Mariniers in Rotterdam.
Majoor Marco Kroon tijdens de viering van het 350-jarig bestaan van het Korps Mariniers in Rotterdam. Foto Remko de Waal/ANP

“Zo’n tien jaar geleden was ik betrokken bij een geheime operatie in Afghanistan. Ik was op dat moment de commandant van een eenheid en droeg de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van mijn mannen en het slagen van de operatie.

Tijdens deze operatie ben ik op een bepaald moment gevangen genomen door de vijand. Gedurende deze korte gevangenschap ben ik op een uiterst hardhandige wijze ondervraagd, mishandeld en bovenal ernstig vernederd.

Tijdens deze brute ondervraging probeerde de leider van deze groep te achterhalen wie ik was en wat ik in Afghanistan deed. Ondanks de brutaliteiten waaraan ik tijdens de ondervragingen werd blootgesteld, heb ik mijn opdracht geheim weten te houden.

Ik ben op enig moment vrijgelaten. Waarom is mij nog steeds niet helemaal duidelijk. Maar ik vermoed dat ik deze personen met succes heb weten te misleiden. Een ding wist ik zeker: de leider van de groep die verantwoordelijk was voor deze gewelddadigheden, zou mogelijk onze operatie in gevaar kunnen gaan brengen. Ik kon dit niet laten gebeuren. Ik woog nauwkeurig af wat te doen. Moest ik dit incident melden met het risico dat alle door de geheime operatie opgebouwde resultaten gecompromitteerd zouden worden of moest ik zelf eerst onderzoeken wie en wat er achter deze ‘operatie’ tegen mij schuilging? Ik koos weloverwogen voor het laatste, om op die manier ook tot een betere briefing te kunnen komen bij mijn werkgever.

Ik onderzocht de situatie omdat ik wilde weten wie de leider precies was. Ik deed onder meer navraag bij een internationale organisatie om na te gaan of ik de leider gevangen kon nemen en hem bij deze organisatie onder kon brengen. Ik ontdekte tijdens dit onderzoek meer van zijn gangen en zag dat de man in de weken na mijn vrijlating steeds dichter bij onze operatie kwam. (…)

‘Hij of ik’

Op een avond, enkele weken na mijn vrijlating, trof ik de man uiteindelijk aan op een andere locatie dan waar ik hem verwachtte. Hij was ditmaal, anders dan toen hij en zijn mannen mij gevangen namen, gewapend met een AK-47. Hij was die avond ook niet alleen. Ik herkende de man uit duizenden. Toen ik uit mijn voertuig stapte om hem te gijzelen, herkende hij mij ook en hij greep naar zijn wapen. Het was op dat moment ‘hij of ik’. De man liet mij geen keuze. Ik realiseerde mij dat ik hem niet langer kon gijzelen en als gevangene kon meenemen. Ik moest nu aan mijn leven denken. Flitsen van zijn brute handelingen tijdens mijn gevangenschap kwamen in een klap weer allemaal naar boven. Ik greep in een reflex naar mijn wapen en vuurde gericht mijn hele magazijn leeg op het lichaam van de man. (…)

Meedenken op meer niveaus

Waarom heb ik dit toen daarna niet direct gemeld? Ook dat kan ik uitleggen. Als beëdigd officier wordt men geacht om meerdere niveaus hoger mee te denken. Destijds was het mijn oordeel als commandant dat als ik het incident zou melden, het voortbestaan van de geheime operatie in gevaar zou komen doordat deze mogelijk zou worden stilgelegd voor onderzoek, waardoor de vijand meer tijd zou hebben om dichterbij te komen. (…)

Op dat moment nam ik mij dus voor om deze actie voorlopig bij mij te houden. Alleen dan was de kans op lekken nul en de operatie veilig gesteld. (…)

Ik heb mezelf hiermee bewust ondergeschikt gemaakt aan het collectief met als enige houvast, mijn militaire eed en de kernwaarden van het Korps Commandotroepen. Moed, Beleid, Trouw, Eer en Trots. (…)

Mijn keuze dit geweldsincident tien jaar lang bij me te dragen, heeft ervoor gezorgd dat de operatie ongestoord door kon blijven gaan. Geen storende onderbrekingen en onderzoeken. (…)

Ik heb alle vertrouwen dat ook het OM tot de conclusie zal komen dat ik in deze kwestie juist heb gehandeld.”